De lezing nan Oüerste (Derens in de
i. b. d. d. Krijgswetenschap on
23 Febr. 1917.
Bij de ontwikkeling van zijn eigen inzichten betreffende een In
dische weermacht, stelt Overste Merens voorop, dat hij in vele
oofdpunten roet de voorstellen van Overste van der Weijden
medegaat en wel in hoofdzaak met de volgende:
a wij hebben noodig èn een leger èn een vloot;
b de operatiebasis voor de vloot moet liggen in straat Soenda;
c om Irtdië behoorlijk weerbaar te maken, moeten we in ruime
mate gebruik maken van de medewerking van de Inlandsche
bevolking;
d met de organisatie van de weermacht dienen we onmiddellijk
en met de grootste kracht te beginnen.
Aangezien Ov. M. de vloot acht het offensieve element, de eerste
Unie, haar alleen in staat acht geheel het eilandenrijk te bescher
men moet zij in ons stelsel van verdediging in de eerste plaats
worden gesteld, het leger op de tweede. Ov. v.d.W. wil het om
gekeerde en dit is in het oog van Ov. M. een fout.
Ook met een vloot van klein materiaal en in hoofdzaak onder-
zeeers kan Spr. zich niet vereenigen en hij levert een betoog voor
slagschepen en klein materiaal beiden.
Slagschepen zouden van buitengewoon groote waarde zijn, omdat
zij veel meer dan onderzeeërs preventief werken, niet alleen tegen
neutraliteitschendingen, maar ook tegen verovering, omdat zij
een aanvaller met name Japan dwingen tot groote krachts
ontwikkeling, omdat zij hem nopen niet alleen rekening te houden
met de Ind. vloot, maar ook met de Amerikaansche en met die in
Europa (d. w. z. de Hollandsche).
De strategische voordeelen van een operatiebasis in straat
Soenda acht Schr. zoo overweldigend, dat daartegenover alle be
zwaren in het niet moeten vallen.
Een leger van voldoende sterkte acht Ov. M. alleen te organisee-
ren door op ruime schaal gebruik te maken van de krachten der
846