Een indeeling van 4 °/0 reserve dieren per bataljon is m. i. wel voldoende, aangezien eiken dag door verbruik van vivres tot aan den rustdag 4 dieren vrij komen, terwijl op dagen, waarop niet gemarcheerd wordt, wel gelegenheid is om de gedrukte dieren te vervangen. Bij deze indeeling krijgt de gewone brigade, d.i. die zonder draagpaarden, een vermindering van minstens 66 X 4 1023 1300 paarden en met de draagpaarden uitgeruste brigades van 144 X 4 1400 bijna 2000 paarden, hetgeen de verpleging, de be wegelijkheid en de mindere kwetsbaarheid der brigades zeer zou bevorderen. Mij dunkt het voordeel is zóó groot, dat het de moeite waard is, het hierboven oppervlakkig uitgewerkte denkbeeld nauwkeurig na te gaan. Bij het overwegen van de uitrusting van troepen dient men niet te beginnen met te vragen, wat kan een troep noodig hebben, maar wat kan een troep missen, anders wordt dit toch in het begin van den oorlog en dan door schade en schande geleerd. 921 S. H. SCHUTSTAL VAN WOUDENBERG, Kolonel der Infanterie.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 55