V. v., dat met ophelderen de strategische, met verkennen de tactU sche verkenning bedoel e, maar toch werden beide termen genoemd, al werd er slechts ook maar een enkele maal over „verkennen" gesproken Dit gaf toch soms aanleiding tot verwarring. Het onder scheid hierboven bedoeld vinden wij ook nu, helaas niet voldoende uitgedrukt. Wel spreekt punt 130 (1) over de verkenning op grooten afstand, waarvoor de bevelen door den A.B. (bij uitzondering ook door de colonnecommandanten) worden gegeven aan afzonderlijk daarvoor bestemde afdeelingen, daarmee dus blijkbaar de strategi sche verkenning (Fernaufklarung) bedoelende; terwijl punt 130 (2) het heeft over een verkennende taak, die aan gedeelten van de veiligheidstroepen kan worden opgedragen, die echter een onderdeel van den veiligheidsdienst blijft uitmaken, hetgeen dus overeen te brengen valt met de z.g. tactische verkenning (Nahaufklarung). Ten slotte spreekt punt 130 (3) over het verschil in optreden tus- schen beide soorten, voornamelijk uitdrukking vindende in het ont vangen bevel en in het verband houden met de eigen troepenaf- deeling, maar verder wordt dat groote verschil in optreden helaas niet besproken en blijft dus veel aan individueele opvatting over gelaten. Volgens punt 131 (1) ontvangt de commandant van een ter verkenning uitgezonden afdeeling een scherp omlijnd bevel (instruc tie vervallen, zie verder). Als dat bevel den commandant nu maar niet, juist door zijn scherpe omlijning, te veel de handen bindt en hem vooral den commandant van verkennende afdeelingen bedoeld bij punt 130 (1)— voldoende vrijheid in de uitvoering doet behouden. Het zal, dunkt mij, niet gemakkelijk zijn om, b. v. den commandant van een officierspatrouille, een scherp omlijnd bevel te geven, zonder in dat nadeel te vervallen. Imperatief schrijft punt 133 (1) voor, dat zoowel van de eerste aanraking met den vijand als van de eerste waarneming van diens infanterieafdeelingen steeds bericht zal worden gezonden, terwijl, vrij inconsequent, punt 136 (3) daar reeds dadelijk een mogelijke uitzondering op maakt. Het zal wel de bedoeling geweest zijn daar reeds bij punt 136 (1) naar te verwijzen. Bij de bepaling van de sterkte van de verkenningspatrouille wijst pnnt 142 (4) op het groote nut van toevoeging van enkele wielrij ders aan de patrouille, zoowel voor overbrenging van berichten als voor de verlichting van den veiligheidsdienst bij nacht. Het groote voordeel dier toevoeging zullen zeer zeker reeds vele cavaleriepa- trouillecommandanten ondervonden hebben. Maar dat die comman danten er dan toch steeds aan denken, dat die wielrijders zich zelf moeten voortbewegen, dikwijls in slechte terreinen hun rijwiel moeten dragen. Het is voor ons zelf, te paard zittende, zooveel gemakkelijker om even den weg te verlaten en door het terrein te gaan en zoo heel licht worden dan die wielrijders vergeten. Zeker, ze zullen er komen, ik heb ze zien volgen door bergsawahs, met het rijwiel op den rug, hun prestaties op dat gebied zullen veler verwachtingen overtreffen Maar waar blijft hun practische waarde, hetzij voor het gevecht, voor overbrenging van berichten of voor 924

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 58