den veiligheidsdienst bij nacht, nadat zij zoo, door ons beredenen, door het terrein zijn gesleept? Wat de postduiven presteeren, daar hebben de groote manoeuvres in 1916 voldoende bewijzen voor geleverd en ook in de verslagen van de jongste cavaleriemanoeuvres leest men niets dan lof daaro ver. De behoorlijke verzorging en behandeling dier dieren moet dan ook aan alle ruiters der patrouille kunnen worden toevertrouwd, hetgeen dus het programma van opleiding voor de officierspatrouille nog wat meer uitbreidt. Bij de algemeene gedragsregels voor de verkenningspatrouille vin den we aangegeven, als gunstig tijdstip voor de waarneming, niet meer alleen den vroegen morgenstond, maar het oogenblik van afmar- cheeren. Heeft de commandant eener verkenningspatrouille zich op een goed waarnemingspunt weten te nestelen, dan spreekt het van zelf, dat hij mogelijk een goed inzicht kan krijgen en meer kans heeft met rust gelaten te worden, dan indien hij dat punt tijdens den marsch moet uitzoeken en zich eerst door de veiligheidstroe pen moet heenwerken. Een apart onderdeel is gewijd aan de verkenningsdetachementen, zijnde afdeelingen van grooter sterkte dan een peloton cavalerie, een sectie wielrijders of infanterie, waarvoor in het algemeen de zelfde gedragsregels gelden als voor de verkenningspatrouilles. Het geval, dat punt 147 ƒ7)' noemt, n. 1. dat verkennende cava lerie zich op korten afstand van eigen troepen bevindt en daarbij zal kunnen overnachten, zal zich wel niet vaak voordoen. „Voor zich zelf zorgen" zal in den regel het consigne zijn en de ver kennende afdeeling zal zich in het terrein moeten opbergen, waar toe, gelukkig, onze Indische terreinen nog al eens gelegenheid bie den. Opbreken voor dag en dauw, om den verloren afstand weer in te halen, zal dan meestal noodig zijn, terwijl de mogelijk ver kregen voeling door patrouilles zal moeten worden onderhouden (opstelling nabij knooppunten van wegen). Het oprichten van een berichten verzamelplaats (149) zal zoowel de vlugge, als de zekere overbrenging van berichten ten goede komen en zal het dirigeeren van ordonnansen veel vergemakkelijken. Overgaande tot den Marschveiligheidsdienst tretfen we in punt 158 de onderverdeeling der voorhoede aan, waar het oude V. V. geen cavalerie voor de verkenning op korten afstand, ingedeeld bij de voorhoede, dus onder bevel van den voorhoedecommandant noemde, vinden we in punt 158(5), dat de voorhoedecavalerie gesplitst kan worden in een gedeelte voor de rechtstreeksche beveiliging,» dat nooit mag mankeeren, en een gedeelte voor de verkenning op korten afstand. Punt 158(6) behandelt de caveleriespits afzonderlijk en men zou er toe kunnen komen te veronderstellen, dat die cavaleriespits steeds aanwezig moest zijn, ook wanneer het gedeelte voor de rechtstreeksche beveiliging sterker is dan een «peloton. Dan echter vervalt de naam cavaleriespits 158(1) en wordt de afstand v n dat gedeelte tot de infanteriespits hoostens 5 K. M. (sprongsge wijze). 925

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 59