groeiïng, ook rekening worden gehouden met de verticale gesteldheid
van den bodem. Als regel zullen dan ook de geel getinte terreinen
slechts partieel overzichtelijk afhankelijk van de plaats van den
waarnemer blijken te zijn. Bovendien is het niet uitgesloten, dat
van uit een terreingedeelte, dat met een niet overzichtelijke begroei
ing bedekt is, uitzicht op neventerreinen aanwezig kan zijn.
Ik vrees, dat een en ander in de practijk wel eens over het hoofd
zal worden gezien en dat in de lagere rangen verkeerde gevolgtrek
kingen aan de orde van den dag zullen zijn.
De tinten op de kaart hebben vaste grenzen; de grenzen van de
begroeiing, echter, zijn in werkelijkheid, voornamelijk buiten de
geoccupeerde gronden, aan groote schommelingen onderhevig. Zoo
wel de natuur, als de mensch zijn steeds doende, de grenzen van de
begroeiing te wijzigen. Tracht in ons tropenland aan de eene zijde
de natuur den bodem met een weelderig plantenkleed te bedekken,
aan de andere zijde brengt de mensch steeds meer gronden tot
exploitatie, hetgeen als regel met, opruiming van de oorspronkelijke
begroeiing gepaard gaat.
Houden wij nu in het oog, dat, in verband met het uitgebreide ar
beidsveld van den Topographischen Dienst en de beschikbare krach-
len, de herziening van de pas verschenen kaarten niet in afzienbaren
tijd kan worden verwacht, dan volgt hieruit reeds, dat aan de grenzen
van de blauwgroene en gele tinten een zeer relatieve waarde moet
worden toegekend. En die waarde wordt nog geringer, als men hierbij in
aanmerking neemt, dat bij verschillende zoo niet alle uitgegeven
xaartbladen de grenzen van de begroeiïng, buiten de perceelen,
djatiboschen en misschien nog enkele andere terreingedeelten, zelfs
voor zoover mij bekend is nooit op het het terrein werden ge
meten, doch eenvoudig op de kaart werden aangebracht, waarbij
werd afgegaan op de teekens voor de begroeiïng.
Uit een en ander volgt, dat het beloop van de grenzen van de
blauwgroene en gele tinten in vele gevallen tot verkeerde voor
stellingen moet leiden. De kaart komt hier dus in conflict met den
door den schrijver van meergenoemd Hoofdstuk X van het We
tenschappelijk Jaarbericht 1914 vermelden eisch, „dat de voorstel
ling van de bebouwing en begroeiïng van het terrein zooveel mo
gelijk den werkelijken toestand weergeeft".
Bij de beoordeeling van het nut, dat wij kunnen trekken uit de
aanwezigheid op de kaart van de blauwgroene en gele kleuren,
27