worden aangenomen). De teekens zijn zoo duidelijk, dat men hen
gemakkelijk kan lezen, indien men de kaart op eenigen afstand van
de oogen houdt.
Daarbij werd bij de kaarteering steeds de goede gewoonte gevolgd,
de grenzen van de begroeiing, waar deze aan schommelingen
onderhevig zijn, niet aan te geven. Zoo vindt men op de kaart voor
wildhoutbosschen alleen het ieeken bosch, voor bamboegroeiplaat
sen alleen het teeken bamboe, voor buiten de bewoonde oorden ge
legen pisangtuinen alleen een P., etc. De kaart geett dus oorspron
kelijk alleen aan, welke de begroeiing is, doch onthoudt zich van
advies voor wat betreft de juiste grenzen ervan.
Deze voorstelling komt de werkelijkheid het meest nabij en is
dus de meest gewenschte (1).
Nu voor- en nadeelen van de blauwgroene en gele.tinten voldoen
de zijn belicht, kunnen wij overgaan tot het opmaken van de balans.
Naar mijn bescheiden meening zijn uit het voorgaand betoog de
volgende conclusiën te trekken:
De blauwgroene en gele tinten hebben op tactisch gebied een
problematieke waarde;
Zij geven op verschillende punten een voorstelling, die van de
werkelijkheid afwijkt;
Hare aanwezigheid op de kaart opent voor een oppervlakkig
beoordeelaar en dit begrip pas ik ook toe op in het kaartlezen wei
nig geoefenden een bron van verkeerde gevolgtrekkingen;
Oppervlakkig oordeelende, lijkt het heel aardig, wanneer men
zegt, dat met behulp van de besproken tinten met een oogopslag
alle terreinen met betrekking tot de overzichtelijkheid hunner be
groeiing kunnen worden beoordeeld, doch dieper op de zaak ingaan
de blijkt, dat het practisch nut, althans voor zoover daarvan sprake
kan zijn, zich slechts tot een zeer klein gedeelte van die terreinen
beperkt.
Releveeren wij nu, dat de gebruikelijke wijze van voorstelling van
de begroeiïng en bebouwing, welke de kaart ons bovendien geef t, de
werkelijkheid het meest nabij komt, dan moet m. i. de vraag: is de
waarde van de blauwgroene en gele tinten op tactisch gebied zoo
overwegend, dat zij niet kunnen worden gemist? volmondig met
„neen" worden beantwoord.
(1) Wij verwijzen hier naar den reeds hooger aangehaalden eisch om
trent de voorstelling van de bebouwing en begroeiïng van het terrein,
voorkomende in Hoofdstuk X van het Wetenschappelijk Jaarbericht 1914
29