met wat daaraan annex is, heen te helpen. De psyché van een
primitief volk als het Timoreesche kan zich niet anders wijzigen
dan nogmaals langzaam en trapsgewijze, althans, als men wil
voorkomen, dat de talrijke deuken verworden tot een blijvende buts.
Concludeerende, dringt schrijver o. m. aan op een langer verblijf
dier menschen na het aangaan van hun eerste dienstverband in
hun eigen land.
Er blijkt voldoende uit, dat ook de Kapitein Garnade de meening
is toegedaan, dat de Timorees thans bij aankomst op Java nog
ongeschikt is om aan de recrutenopleiding onderworpen te worden.
In de September-aflevering vinden wij in een antwoord aan schrij
ver dezes (geteekend J. S.) eenige redenen opgesomd, welke blijk
baar leiden tot de tè vlugge aflevering der recruten. Wie heeft hier
schuld? Naar mijn meening niet de korps-, compagnies-of klascom
mandanten, maarhet drijfstelsel. Met nadruk wijst de heer J. S.
op 1° de overbevolking bij (althans één vani de depötbataljons;
20 het chronische gebrek aan voor den werkelijken dienst beschikbare
officieren; 3° het bindende van p. 10 der G. O. I.
Juist, die G. O I., daar schuilt de fout! Alles tezamen genomen,
blijkt uit het opstel van J.S duidelijk, dat de schuld hier noch aan
officieren noch aan kader ligt, doch enkel en alleen aan het jachten
(o. m. uit vrees voor ziekten als meningitis), dus: aan het door mij
zoo genoemde drijfstelsel". Zijn 2e alinea beeir.digende, blijkt ook
J.S. de meening van Kapt. Garnade te deelen, welke intusschen
ook de mijne is.
De October-aflevering van dit Tijdschrift bevat o. m. twee opstel
len, waarin de huidige opleiding van den Timoreeschen recruut
nader wordt beschouwd.
In het eerste dier twee is schrijver van meening, dat meer aandacht
moet worden gewijd, meer hulp en tegemoetkoming moet worden
verstrekt aan den pas bij het veldbataljon ingedeelden Timoreeschen
soldaat. S. deelt mijn zienswijze, dat de resultaten der recrutenoplei
ding „van de meesten" verre van schitterend zijn.
Ik sta hierbij even stil en doe de vraag: Is dit geen voldoende
r?den om naar verbetering te streven? Mogen, moeten wij niet
vergen, dat de resultaten der africhting van althans rde minsten
verre van schitterend zal worden genoemd? En dan nog voortar-
beiden tot dat percentage zoo gering mogelijk is?
S. vermeent, dat maar al te vlug de schuld geschoven wordt op
de recrutenopleiding. Dat daar werkelijk wel iets aan hapert, toonde
ik zoo juist in drie punten aan. Wat 3° betreft, deelt S. blijkbaar
35