ik dus voor het eerst vernam, dat eene commissie was benoemd
en deze zich voor advies aanbevolen hield vóór 1 Januari 1918.
Nu is de tijd wel wat kort, tevens daar ik alvorens een advies
te kunnen uitbrengen - toch eerst nog wel eenige vragen zou wil
len stellen.
Men zal ons op visites en bij officieele gelegenheden toch zeker
niet in katoen willen laten loopen, d.w.z. moet dus de stof van
de in te voeren uniform laken, tricot, serge of iets dergelijks zijn.
Zou deze uniform naast de katoenen moeten dienen, dan heb ik
de daartegen bij mij bestaande bezwaren reeds neergelegd in een
artikeltje in het September-nummer van dit tijdschrift [Nieuwe wan
deluniformen]
Dat zal dan ook wel niel de bedoeling van den Legercomman
dant zijn geweest, en wij zullen dus terug moeten keeren tot den
vroegeren toestand, dat de troep alleen uniformen van serge of
dergelijke stof heeft.
Dit vergemakkelijkt de opdracht aan de commissie niet. De geest
destijds is veranderd en wij kunnen nu niemand meer laten loopen
in een soort van sergen hobbezak, waaraan hij op zon- en feestda
gen een paar gekleurde touwtjes vastmaakt. De uniform moet er
een zijn, die den man, als hij er zich in vertoont, releveert.
Het is zeker practisch de talrijke tenues met een te verminderen
en de gelegenheid te scheppen, desnoods zijn beste pak ook te
velde te kunnen dragen. Wil de troep er echter bij feestelijke gelegen
heden een weinig behoorlijk uitzien, dan zal ieder toch een uniform
moeten hebben, dat nooit of te nimmer te velde of op meerdaagsche
oefening gedragen is geworden. De verstrekking zal dus minstens
uit 3 stuks moeten bestaan en er drie stuks katoenen tot de ver
plichte uitrusting moeten blijven behooren.
Voor sergen of laken stof zijn twee pakken om tegen elkaar
bij den dienst te dragen nu juist niet veel.
Dergelijke stoffen drogen, na door transpiratie of wasschen nat
geworden te zijn, veel minder snel dan katoenen en zijn zij nat,
dan is er van een z g. terreinkleur geen sprake meer.
Ook zal het de vraag zijn, of een stof gevonden zal kunnen
worden, die in gewicht de katoenen uniformen niet belangrijk
overtreft.
Het meest praktisch lijkt mij een uniform in korte jas model, in
het midden met haken en oogen of drukknoopen gesloten, waarop
bij uitgaan een of meerdere rijen afneembare metalen knoopen
worden bevestigd, en met afneembare schouderpassanten. Deze
schouderpassanten of liever kleppen, te velde van dezelfde stof,
bij uitgaanstenue van een andere kleur. Op deze uitgangschouder-
kleppen (liefst stijf) zou men afneembare metalen korpscijfers of
onderscheidingsteekenen kunnen bevestigen.
Mars.
46