gunstige omstandigheden, omdat zij tot nu toe vrij wel gehouden
zijn in de bergstreken, waar het doorgaans gedurende het geheele
jaar regent en grasschaarschte daar weinig voorkomt. Toen echter
in 1915 de groote manoeuvres gedeeltelijk in de vlakte (n 1. in
de Afdeeling Poerwakarta> werden gehouden, liep de geregelde
grasvoorziening dadelijk spaak. De streek zelf leverde in het droge
jaargetijde het benoodigde gras voor 2 brigades niet op, zoodat het
ontbrekende per spoor van elders moest worden aangevoerd. Tijdens
het vervoer was het gras in de wagons zoodanig gaan broeien, dat
zelfs de weinig verwende grobakpaardjes er hun neus voor optrok
ken. Bovendien was het gras bij het lossen op het station van be
stemming uit de bossen, waarin het oorspronkelijk was samengevoegd,
geraakt en moest in dien toestand door de Japansche treinkarretjes
naar de verschillende troepen worden vervoerd. Gegeven de groote
hoeveelheden gras, welke voor een bereden korps noodig zijn, en
het weinigje, dat op een treinkar kan worden geladen, behoeft het
geen bijzonder betoog, dat de grasvoorziening vrijwel in het gedrang
kwam. Moge zulks voor een slechts 5 a 6 dagen durende groote
manoeuvre, vooral voor de aan geen overvloedige voeding gewende
ingehuurde paardjes, niet zoo zwaar wegen, in oorlogstijd echter
mag dat niet voorkomen. Een behoorlijke voeding is dan een ver-
eischte, in verband met de zeer vermoeiende diensten, welke dan
gedurende langen tijd van de dieren zullen worden gevorderd. Trans
acties, zooals thans vaak bij manoeuvres, „dat de grobakvoerders
naar verkiezing zelf voor het voeder van hunne paarden kunnen
zorgen", kunnen dan niet voorkomen. Er zullen zeer groote hoe
veelheden gras en padi, veel meer dan tot nu toe bij manoeuvres
bijeengebracht, noodig zijn en het voer moet er zijn, want anders
raken wij in minder dan geen tijd door ons paardenmateriëel heen,
waardoor een schromelijke vertraging zou ontstaan in den opvoer
van het benoodigde naar de troepen.
In „En Campagne" van Marcel Dupont schetst een cavalerie-
officier, die in een terreinstrook secties van een munitietrein ziet
staan, hoe de dieren na dagenlange diensten en onvoldoende voeding
er weldra uitzien Hij zegt o.a. „Je m'approche de l'une d'elles et je
„suis étonné de l'état oü je la vois. Les caissons, qu'en garnison nous
„sommes accoutumés a voir si coquets sous leur peinfure grise,
„sont recouverts d'une épaisse couché de poussière ou de boue
„durcie. Les chevaux, sales et maigres, semblent prêts a tomber.
,Ils tendent, vers le sol, leur encolure pelée et n'ont même plus
„la force de manger".
71