tot staan te komen. Aangezien ook weinig nadeel werd ondervonden van de vijandelijke artillerie, meende de bevelhebber enz," Als een lichtpunt moeten wij noemen, dat de Brig. C. steeds nauw de verbinding onderhield met den Afd. C., en dat hij steeds het tijdstip aangaf, waarop het vuur moest worden versterkt, dan wel met het oog op gevaar voor eigen troepen moest worden verlegd. Thans rest ons nog te bespreken het gebruik van de autotrac- tiebatterij. Haar opdracht luidde: „in stelling komen ten Z. van kg. Nang- GEWER 1 en vuur te brengen op de vijandelijke stelling in Z. rand kg. Tjibinoeng 3 - Tjikempoeng." Aan het uitgeven van de opdracht was geen terreinverkenning voorafgegaan. Was het wonder, dat voor de zooveelste maal bleek, dat op de aangewezen plaats geen stelling was? Nu is het in het algemeen voldoende, indien de A. B. in groote trekken aangeeft, waar die stelling moet komen. Maar in de eerste plaats zal een A. B. in onze Indische terreinen wat nauwkeuriger moeten toezien, en in de tweede plaats is er bij den aanval op een voorbereide stelling (Tjiherangpondok, Tjibinoeng) tijd om alles behoorlijk voor te bereiden. Bovendien zien wij deze batterij weer een front toebedeeld van een paar K. Mü De B. C., op verkenning uitgaande, bevindt en rapporteert nu: dat hij alleen in stelling kan komen 100 M. W. van den grooten weg en van daar alleen vuur kan brengen op het stellinggedeelte O. van den weg; waarop hij van den Div. C. (onder wiens directe bevelen hij staat) bevél onvangt „in stelling te komen en te vuren op alle loonende doelen". Zeer terecht teekent de B.C. hieromtrent aan: „Aangezien de vijandelijke stelling zich nog niet geteekend had en verder niets bekend was, deden zich geen doelen voor, en werd het vuur niet geopend." Aannemende dus, dat werkelijk een infanterieaanval had moeten worden gesteund, zou de infanterie hebben moeten oprukken zonder artilleriesteun, omdat het stellinggedeelte, waarop zij aanviel, nog niet had laten weten, dat het wel loonend was daarop te vuren. De B. C. klimt intusschen in een boom, ziet vijandelijke loopgraven, neemt maar aan, dat die wel loonend zullen zijn, en opent daarop het vuur. Na een kwartier ontdekt hij vijandelijke artillerie en krijgt opdracht daarop het vuur te openen. Welk nut, inmiddels getrokken van zijn 99

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 43