hooren, dat de meest ontwikkelden zich onttrekken aan de kader
opleiding, terwijl bovendien over het gehalte geklaagd wordt.
Eenmaal voor het feit staande kader noodig te hebben, ging men
over tot het toestaan van allerlei gunsten en voorrechten om lief
hebbers te lokken. Voordeelen, die niet ten deel vielen aan het
beroepskader, waardoor groote ontevredenheid werd gewekt en de
lust voor de vrijwillige dienstneming belangrijk verminderde.
Zoo moest b. v. een milicien-korporaal om tot milicien-sergeant
te worden opgeleid, eenige maanden langer dienen dan de gewone
eerste-oefeningstijd; welnu, daarvoor kreeg hij een premie hooger
dan het bedrag, dat een vrijwillig sergeant voor volle zes jaren
ontving. Het reservekader en later ook de militieonderofficieren
ontvingen kapotjassen van beter kwaliteit dan hun vrijwillig dienende
collega's. De vrijwillige korporaal, die al een paar jaren op het
aanbevelingsregister voor sergeant stond, kreeg na eenige maanden
een milicien-sergeant als sectiecommandant boven zich, dien hij
zelf had opgeleid.
Indien nu maar deze menschen op een hooger maatschappelijk
of ontwikkelingspeil hadden gestaan dan het vrijwillige kader, dan
had men zich daar nog wel in geschikt, maar juist het omgekeerde
was maar al te dikwijls het geval. Er waren er, die het op die manier
in eenige maanden tot onderofficier brachten, doch te voren met
een wagen met sinaasappelen hadden geloopen.
Met het hoogere kader ging het denzelfden weg. Tot de benoeming
daarvoor had men zelfs een bepaling gemaakt, die men van den
eerste dag af al niet durfde handhaven Er was n. 1. bepaald, dat
de vaandrigs van het reservekader zonder examen tot reserveluitenant
konden worden benoemd, o a. als zij tot den stand van het of
ficierskorps behoorden en den daarmede overeenkomstigen graad
van ontwikkeling hadden.
Welnu, toen een vaandrig (die als burger klerk was met een kleiner
inkomen dan hij als vaandrig onder de wapens had en daarom steeds
onder de wapens bleef) niet tot reserveluitenant benoemd werd,
omdat hij niet aan bovengenoemde eischen voldeed, richtte hij zich
tot de Kamer en werd toen onmiddellijk bevorderd. Het moeten
dienen door het beroepskader onder dergelijke menschen, in wie
het in geen enkel opzicht meerderen kon zien en die in evenveel
maanden meer bereikten dan zij in jaren, is, ik herhaal het, niet
de minste reden geweest van het groote verloop van deze categorie
van militairen.
Wij zullen echter hier, niettegenstaande de invoering van eene mili-
107