II
SUS
jj
De üerschillende typen uan oorlogs
schepen en hunne bemapening.
al
Bij de bespreking van de tegenwoordige oorlogsschepen en hunne
bewapening zou het te ver voeren, wanneer de ontwikkeling der
Marine zou worden nagegaan over een groot aantal jaren. Evenals
zulks in den vestingoorlog het ge\al is, heeft de Marine in hoofd
zaak hare ontwikkeling te danken aan den voordurenden strijd
tusschen kanon en pantser. Had de techniek zich alleen bepaald
tot het verbeteren hiervan, dan zouden we de grenzen der uitbrei
ding reeds lang bereikt hebben. Maar gelijken tred als het ware
met verbetering van kanon en pantser hebben gehouden de ver
betering der machines, waardoor snelheid en werkingssfeer uitge
breid werden, de voortdurende perfectioneering der torpedo's, de
groote vooruitgang der onderzeevaart, kortom, het menschelijk genie
en vernuft zijn onafgebroken werkzaam geweest om tegenover iedere
nieuwe uitvinding en verbetering eene andere te stellen, die de eerste
neutraliseerde of trachtte zulks te doen.
De ervaringen, in den Russisch-Japanschen oorlog opgedaan, waren
oorzaak, dat men daarna bij alle maritieme mogendheden een streven
zag ontstaan, om voortdurend krachtiger en sterker bewapende sche
pen te bouwen. Waar de financieele krachten het toelieten, ging
men over tot het bouwen van een groote artillerievloot met een
dusdanige zware bewapening, dat de oorlogsschepen in staat waren
hunne tegenstanders te bestrijden buiten de werkingssfeer der mo
derne torpedo's. Deze werkingssfeer is in den loop der jaren zeer
toegenomen. De torpedo's in gebruik tijdens den Russisch-Japan
schen oorlog hadden eene werkingssfeer van 1COO a 1500 Meter bij
een gemiddelde snelheid van 30 mijl op korte afstanden en 28
mijl op 1000 Meter. Sinds dien tijd is de torpedo enorm verbeterd,
zoowel wat betreft snelheid en werkingssfeer als capaciteit door
vergrooting van de springlading. Deze verschillende verbeteringen
te bespreken zou leiden tot eene opsomming van technische bijzon
derheden, hetgeen niet thuis behoort in het kader van dit opstel. Wij
109
(Met drie schetsen)
1. M. T. 8 1918.