Onze Europeesche militie
Wie zich aan een ander spiegelt, enz.
Wij krijgen nu een militie en het is m. i. wel de moeite waard
eens na te gaan, welke invloeden de invoering daarvan in verschil
lende opzichten op het leger kan uitoefenen.
Ook hier in Indië zijn wij Nederlanders en verloochent zich onze
volksaard dan ook volstrekt niet. Wij zullen tot onze groote schande
moeten erkennen, dat hier, juist als in Nederland in 1895, er op
eens door de gegoede burgerij groote belangstelling wordt betoond
voor het leger, nu er kans bestaat, dat hun eigen zonen daarvoor
eenigen tijd in zullen worden opgenomen, terwijl, zoolang het de
kleine luiden betrof, die belangstelling nihil was. Zelfs gepension-
neerde officieren verheffen nu in de bladen hun stem voor verbe
teringen, terwijl zij daar te voren nooit eenige moeite voor geno
men hadden.
Wij kunnen gerust zeggen, dat in 1895, en niet eerder, in Holland
de militie^werd ingevoerd. Toen toch kwam de persoonlijke dienst
plicht. Voordien bracht ieder, die het maar even doen kon, een sommetje
bij elkander en kocht zich daarvoor een plaatvervanger. Het geheele
leger bestond dus uit de zonen der armen en d armede behoefde
men niet veel consideratie te hebben; zij werden behandeld als de
vrijwilligers.
Hoe was die behandeling Daartoe zullen wij eerst eene kleine
retrospectieve beschouwing moeten houden.
Vóór de tweede helft der 19de eeuw bestond het Nederlandsche
leger grootendeels uit vrijwilligers, voor een belangrijk deel vreem
delingen: Zwitsers, Duitschers, Luxemburgers, enz.de militiewet be
paalde dan ook, dat niet meer miliciens zouden worden opgeroepen
dan voor aanvulling van het leger tot eene bepaalde sterkte noodig
was. De vrijwilligers, gewoonlijk niet uit de beste elementen bestaande,
moesten om buitensporigheden te voorkomen, onder een zeer strenge
103