reeds in stelling staande artillerie te versterken, doch om nieuwe stellingen te bezetten. Zooals we reeds zagen, werd de laatste sectie van de 1ste brigade ingezet om, ter ondersteuning van een offensief uit Tjirioeng, vuur te brengen op Kaoem en omgeving. Van waarneming of localiseering van dit vuur was geen sprake. Het was dus een z. g. onveiligmakend vuur. Gegeven de geringe uitwerking daarvan, ook in verband met de zware begroeiing en onzen kleinen munitievoorraad, moet dit vuur bijna gelijk staan met munitieverspilling. Bovendien zou het uiterst moeielijk zijn onder de gegeven omstandigheden een goede verbinding met de troepen te Tjirioeng te onderhouden (een ver binding langs een omweg bestond). In den namiddag van den 25sten werd de artillerie op den rech tervleugel vanuit Tjitjoeroeg 2 overvallen. Dit wijst dus op onvol doende veiligheidsmaatregelen. Evenwel moet men met deze con clusie voorzichtig zijn, want het schijnt, dat de omtrekkende troepen wel degelijk hebben blootgestaan aan mitrailleur- en infanterievuur, dat echter door de scheidsrechters niet is opgemerkt. Bovendien was een deel der reeds in stelling aanwezige infanterie plotseling opgeroepen om naar Djambi te vertrekken. Wel was de plaats dezer troepen ingenomen door gemarkeerde afdeelingen, waar van één tot dekking der artillerie diende, maar deze bleken niet in staat den aanvaller op afstand te houden. Over het gebruik van de sectie bergartillerie, die ingedeeld was bij het vooruitgeschoven detachement, zal ik kort zijn, en alleen het oogenblik bespreken, waarop Tjirioeng door dat detachement bezet en vastgehouden werd. Omtrent dit gebruik vindt men in het verslag van de manoeuvres slechts weinig gegevens. De toestand was echter als volgt. N. a. v. gehouden verkenningen werd den S. C. in den morgen van den 25sten opgedragen, een stelling in te nemen zoodanig, dat vuur ge bracht kon worden op de brug over de Tjikeas, gelegen in den weg Tjibinong Kaoem. Deze stelling is ingenomen in den kampong zonder naam O. van Tjibinong 3, in welke stelling de sectie verder gebleven is. Verbinding met den detachementscommandant was er niet. Deze zou den S. C. per ordonnans berichten, wanneer het vuur geopend moest worden. Overigens moest de S. C. melden, wanneer de sectie van doel veranderde. De opstelling van de eigen infanterie was den S. C. niet bekend, hij wist alleen, dat zijn rechtervleugel beveiligd was door de 1ste brigade bij Tjibinong. 148

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 16