Russische schepen buiten de haven gesignaleerd. Niettemin werd aan de regeering geseind, dat „het doel niet geheel en al bereikt was". Den 23en werd de reede van Choda-eil. als ligplaats van de vloot aangewezen. Nadat den 11 en Febr. kruisers van het Wladi- wostok-eskader in de nabijheid van de Japansche kust waren gezien, werd de bewaking verscherpt; op den 27en werd bet noodzakelijk geacht een deel van de vloot naar Wladiwostok te zenden, tenein de het eskader aldaar in bedwang te houden. De landing van de 12de Div. was echter reeds geëindigd. Tot dekking van de landing aan de landzijde, werd 18 Febr. een comp. inf. bij Haijyu geland, waarvan een afdeeling van 20 man onmiddellijk naar Phijöngyang werd gezonden, welke plaats zij, gesteund-door een afdeeling Japansche vrijwilligers ter plaatse, den 23en bezette. Een andere comp. inf. werd 15 Febr. van Seoul uitgezonden om verband met de eerste te onderhouden, terwijl de Cav. van de 12de Div. (3 Esk.) den 27en eveneens die plaats bezette. Den volgenden dag had hier een treffen plaats met Kozakken. Fusan, Masampho en Gensan werden door Japansche afdeelingen bezet. Volgens enkele schrijvers zouden ook landingen plaats gehad hebben bij Hamheung, Peukchhyöng, in de Plaksin-baai en bij Kyöngsyöng, vastgesteld is dit echter nog niet. Beschouwingen. Hoewel de Japanners overgingen tot het uitzenden van een over- zeesche expeditie, alvorens de opperheerschappij terzee was verkregen, zagen zij de gevaren aan zulk een handelwijze verbonden zeer goed in, hetgeen op te maken valt uit de keuze van het landingspunt, dicht bij het eigen land gelegen en het voornemen Fusan (dicht bij gelegen en dus veiliger) als zoodanig te bezigen, indien de vloot tegenover Port-Arthur geen succes mocht hebben. Toen dit succes niet uitbleef en het tevens gelukte de vijandelijke schepen op de reede van Chemulpho te vernietigen, kon men definitief deze plaats als ontschepingspunt aanwijzen. Toch bleven de gevaren bestaan en zouden zij zeker aan den dag getreden zijn, als de Russische vloot "actiever ware geweest; nu konden de Japanners ongestraft volbrengen, wat tot nu toe als onmogelijk moest worden beschouwd. Dank zij de geringe resultaten bereikt met het versperren van den uitgang van de haven van Port-Arthur, behield de Russische vloot hare bewegingsvrijheid, temeer, waar Adm. Togo zijn tegenstander te veel vrijheid liet door niet tot de blokkade van Port-Arthur over te gaan. Wel namen de Japanners maatregelen tot beveiliging van het 158

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 32