heel gereed om te embarkeeren. Hare bestemming was eveneens Korea, waar zij met de 12de Div. het Iste leger onder bevel van Gen. Kuroki zouden vormen. Het algemeene Hoofdkwartier te Tokyo had beslist, dat deze 2 Divisiën ter vermijding van de moeilijkheden aan den marsch Che- mulpho - Seoul - Phyöngyang verbonden, noordelijker geland zouden worden, n. 1. bij Chinnampho. Ter nadere verkenning van deze landingsgelegenheid, vooral met het oog op de ijstoestanden, werden eenige oorlogsschepen naar de Taitongmonding gezonden, welke den 5en Maart rapporteerden, dat het ijs reeds begon te smelten, en een landing geen noemens waardige hinderpalen in den weg zou leggen. Den 8en Mrt. kwam Adm. Hosoya, belast met de beveiliging van de landing, met een eskader voor de monding van deT itong aan en stoomde de rivier op tot Chinnampho. Onmiddellijk werd begonnen met den bouw van landhoofden, doch zonder succes, aangezien de ijsschotsen deze weder vernielden. Den lOen Maart werden de pogingen met gunstiger uitslag bekroond en hiervan telegrafisch bericht gezonden naar Ujina. Gen. Kuroki beschikte op dit oogenblik over de volgende gegevens: De vijand concentreerde zich bij Liaoyang en Fenghuangch'êng, een klein det. van de 12de Div. (we komen hierop later terug) had Phyöngyang bezet, terwijl de hoofdmacht daar eerst onge veer medio Maart zou aankomen, de weg van Chinnampho naar het noordwesten was zeer slecht en bijna onbruikbaar voor een colonne uit alle wapens bestaande. Teneinde gevrijwaard te zijn tegen verrassingen, in geval de 12de Div. niet tijdig te Phyöngyang zou kunnen zijn om de landing aan de landzijde te dekken, werd door Kuroki een det. bestaande uit de Cav. van de Garde- en 2de Div. (6 ESk 1 Reg. Inf., 2 Pion. bat. en 2 Telegr. comp. vooruit gezonden, welk det. den l3enMrt. te Chinnampho voet aan wal zette. De Cav., 1 Bat. Inf. en 1 Te legr. comp. marcheerden onmiddellijk door naar Anjyu; de overige troepen namen de directe beveiliging van het landingspunt op zich, terwijl de technische afdeelingen hunne werkzaamheden aanvingen. De overtocht en ontscheping. De rest van de Garde- en van de 2de div. werd in 185 schepen geëmbarkeerd en in 4 groepen vervoerd, waarbij begonnen werd met de Garde-Div. Op elk schip werd een groote voorraad vivres en tevens 200 karren, waarvan de raden op het lichaam van de kar waren bevestigd, medegevoerd. 162

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 36