gemaakt en uitgereikt, dan moet hij verder vertrouwen op het
tactisch inzicht van zijn ondercommandanten.
Bovendien heeft hij nog altijd de macht om, naar aanleiding van
zijn overzicht over de gevechtstoestanden, zoo noodig nog speciale
schietopdrachten uit te geven, machtigingen tijdelijk in te trekken,
meerdere afdeelingen of batterijen op tactisch zeer gewichtige doelen
te vereenigen enz. enz.
Werk te over dus nog en verre van onbelangrijk werk!
Ook rust op hem de taak van de geregelde voorziening met
munitie der afdeeiingen en batterijen, aanvulling van verliezen aan
materieel en personeel, het bepalen van de meest gunstige plaat
sen voor geschut der mogelijke aanvullingsbewapening in zijn groep
enz. enz.
Hiermede ben ik aan het eind gekomen van mijn antwoord op
de tegenspraak van Kapitein K. en spreek ik aan hem mijn dank
uit, mij door zijn artikel in de gelegenheid te hebben gesteld mijn
betoog op vaster schroeven te zetten.
Moge de ja'ousie, waarmee volgens kap. K. de Ned. Ind. Vest.
Art. van de Nederlandsche voorschriften heeft kennis genomen, een
jalousie, die dus ook inhoudt een erkenning van het vele goede, te
zamen met mijn opmerkingen, de oorzaak zijn, dat men in Indië
nogmaals overgaat tot beproeving, zoowel practisch als theoretisch!
Nieuw Hellevoet, 23 Oct. 1917.
J. Beudeker,
Eerste-Luitenant der Artillerie.
173