woning met een beperkt aantal manschappen wordt belegd ruime
kantonnementen).
Treden de tactische eischen op den voorgrond, dan zal veelal
eene andere wijze van legering noodig zijn.
Bij voorkeur worden ook dan kantonnementen betrokken, z.n.
„enge", waarbij de woningen dichter, dan bij ruime het geval is,
worden belegd.
Is zulks niet voor den geheelen troep mogelijk, dan zal het enge
kantonneeren gepaard moeten gaan met bivakkeeren oordbivaks
Daarbij bivakkeeren de deelen, die geen onderdak bekomen, in
de onmiddellijke nabijheid der kantonnementen.
Alleen indien door gemis aan woningen geen kantonnementen of
oordbivaks kunnen worden betrokken, dan wel, indien in of nabij
de gevechtstelling moet worden gelegerd, wordt bivakkeeren toe
gepast.
Zoodra de veiligheid zulks vereischt, worden Art., Mitr. en Cav. niet
meer afzonderlijk gelegerd, doch steeds in vereeniging met In
fanterie.
Bij gezamenlijke legering worden z n. voor de Art. en Mitr. de
veiligste gedeelten der legeringsplaats bestemd, de Inf. wordt vooral
aan den rand, welke naar 's vijands zijde is gelegen, gelegerd.
Een bijzondere vorm van kantonneeren is nog de legering in
alarmkwartieren, waarbij onderdeelen met behoud van het tactisch
verband op enge wijze in daarvoor geschikte grootere (of com
plexen van) gebouwen worden gekantonneerd en daarbij een groote
mate van slagvaardigheid blijven behouden (niet ontkleeden, wapens
en uitrusting bij zich).
Punt 97. Waarom geen definitie van legeringsgebied?
Waarom wordt hier over marschrichting marschcolonne en marsch-
orde gesproken? (Er is niet altijd bewegingsoorlog).
Voor legering na een marsch, welke binnenkort wordt voortgezet,
is de redactie natuurliik goed.
Punt 98. Anders is het geen oordbivak.
Punt 90'(1) (7) geldt toch ook voor kantonnementen?
(6). Geldt toch ook voor oordbivaks?
Punt 100. Waarom wordt het in een - als er gevaar is, uiteraard
duchtig beveiligd - bivak, zoo gewichtig geacht het front naar
's vijands zijde te nemen?
Punt 1C2 (2 (3). Zie de aanteekening bij punt 95. '4
Punt 103. j. aangewezen appèlplaats van de Cav. is nabij de stal
len (c. q. opstellingsplaatsen der paarden).
181