helaas en sporen gegeven; men heeft haar uiterlijk onderscheiden
van de militaire administratie, haar afkomst verdoezeld, maar daar
mee verandert men niet het wezen van een dienstvak. Men lokt
er blijkbaar zelfs den nog steeds om de andere helft van zijn rooden
kraag treurenden kwartiermeester niet voldoende mee.
Men heeft de traktementen verbeterd; deze zijn hooger dan die
der meeste wapens en niet veel lager dan die van den Generalen
Staf. In elk geval zijn ze zoodanig, dat, indien overigens de fac
toren gunstig waren, zij zeker geen rem voor den toeloop van in
tendanten zouden vormen.
De promotiekansen? Sedert de laatste jaren zijn deze ontzettend
slecht. Kort geleden bereikte ons het doodsbericht uit Nederland
van den oudsten majoor- intendant. Hij was nog pas in zijn zeven
de majoorsjaar. Daarop volgt in de ranglijst een tweetal „broekjes"
van ijna vijf jaar majoor. Daartegenover staat echter, dat het te
voorzien is, dat binnen niet te langen tijd, de promotie tot majoor
zeer gunstig zal zijn. Al worden de promotiekansen echter nog zoo
gunstig: zoolang nog slechts één enkele gelukkige bij de intendance
kolonel kan worden, zal geen enkel officier met uitzondering van
de kwartiermeesters, voor wie hoogstens den luitenant-kolonels
rang bereikbaar is, om de promotie intendant worden. Indien hij
met vrucht den tactischen cursus aan de H. K. heeft doorloopen,
is voor hem latere ongelukken uitgesloten de kolonelsrang zoo
goed als verzekerd.
Ik wensch op deze bespiegelingen niet verder in te gaan en wel,
omdat ik vóór alles den schijn wil vermijden, als zou dit opstel
ook maar eenigszins uit de pen zijn gevloeid om stoffelijke verbete
ring te bepleiten of met het doel om daarop langs een omweg de
aandacht te vestigen. Wil men ten deze iets doen, dan ligt trouwens
het middel te zeer voor de hand om er nog veel over te spreken.
Neen, waar het hier om gaat, is uitsluitend belangstelling te
wekken voor de noodzakelijkheid om een ingrijpende verandering
te brengen in het innerlijk wezen der intendance, het wegnemen
van haar eenzndige afkomst, waardoor zij onmiskenbaar erfelijk is
belast, en die, trots de goede bedoelingen en den ernstigen wil
van vele intendanten, hun dienstvak in den weg heeft gestaan, om,
meer dan tot nu toe, zijn eigenlijke taak te vervullen.
Het middel daartoe is de invoering van andere inzichten, ruimere,
maar vooral vrijere opvattingen, in een woord: van versch bloed,
te vinden in de officierskorpsen van de verschillende wapens; zoo
als reeds opgemerkt, staat de wettelijke weg daartoe open, doch
209