de opvatting van haar taak onvermijdelijk moet schaden. Hetzelfde
verschijnsel, hoewel juist in de tegengestelde richting, zou zich
voordoen, indien de intendance alleen uit infanteristen, alleen uit
artilleristen of alleen cavaleristen bestond.
Indien er geen overwegende bezwaren tegen bestonden om de
intendance tot een open dienstvak te maken, zou ik daarvan een
beslist voorstander zijn. Nu zij dit niet kan wezen, dient er echter
tegen te worden gewaakt, dat het geheele officierskorps uit eenzelf
den dienst of eenzelfde wapen wordt gerecruteerd.
Is, zoo is gezegd, voor den hierbedoelden arbeid geen bepaalde troe
penervaring noodig, evenmin is het een vereischte, dat men vóór
dien kwartiermeester is geweest, waarmee ik maar zeggen wil, dat
elke leerling van den intendancecursus, wèl naar gelang van zijn
persoonlijken aanleg, maar totaal onafhankelijk van zijn vorigen
dienst, zich daarin dadelijk thuis moet kunnen gevoelen.
De voortdurende bestudeering van de toestanden en evoluties op
het gebied van landbouw, handel en industrie moet de intendance
in staat stellen dit gedeelte van haar taak te leiden en onder alle
omstandigheden te beoordeelen, of en op welke wijze gebruik moet
worden gemaakt van de verschillende „middelen", die haar daartoe
ten dienste staan.
Onder die middelen zou ik willen verstaan:
a. aanschaffingen buiten Nederland, door:
le. openbare aanbestedingen,
2e. onderhandsche inschrijvingen,
3e. aankoopen uit de hand;
b. productie in militaire en andere landsinrichtingen;
c. overname uit den voorraaad van andere departementen en diensten.
In dezen zin ik ga in deze opsomming tot goed begrip van
de hoofdzaak opzettelijk niet tot in de uiterste details zou men
kunnen spreken van „middelen tot verkrijging", terwijl als „middelen
tot bewaring en distributie" zouden zijn te beschouwen de maga
zijnen der intendance, onderverdeeld als hiervoren aangegeven.
Bij de Nederlandsche intendance bestaat ten aanzien van de leger-
voorziening, het onder c. hiervoren genoemde gedeelte van de taak
der intendance, een bepaalde specialisatie en decentralisatie, in het
bijzonder wat de kleeding en uitrusting betreft. Het leger wordt
namelijk daar te lande in tijd van vrede van deze artikelen voor
zien uit de Centrale Magazijnen van Kleeding en Uitrusting, drie in
getal, gevestigd te Amsterdam, Delft en Woerden. De Hoofdofficier-
216