aantal zijnde personeel van de Intendance voor de uitvoering van haar oorlogstaak. In „Eenige opmerkingen over de oefeningen bij de Infanterie" wijst de 1ste luit W. L. Koster op eenige door hem waargenomen tekort komingen, o. a. zorgeloosheid bij den veiligheidsdienst. Hij schrijft dit toe aan het verderfelijke oefenen zonder of met geheel ge markeerde tegenpartij. Er is immers toch geen vijand! Remedie: altijd oefenen met tegenpartij! Een andere tekortkoming is het gebrek aan élan, besluitvaardigheid en doortastendheid bij vele aanvoerders; minder een gevolg van eene verkeerde wijze van oefenen dan van ons volkskarakter. Wij zijn meer geeigend voor een lijdelijke, taaie verdediging dan tot den aanvalen juist de aanval is het, die ons de over- .winning moet bezorgen! Daarom: oefening in den aanval onder verschillende omstandig heden! Schr. behandelt in het kort de oefeningen in: a. de openlijke aanval op een in stelling zijnden vijand (veldoorlog), b. de aanval in den loopgravenoorlog, c. de nachtelijke aanval (ook aanval in bedekt terrein), d. de tegenstoot, e. de verrassingsaanval in den kleinen oorlog. De kapitein Froger vraagt: „Waaraan moet de troepenofficier zich thans houden" en wijst op eenige verschillen in de „Tactische en technische wenken" en de „Aanwijzing voor de opleiding van stormsectiën". Ook R. I. I en II komen niet overeen met genoem de voorschriften; 't is voor den troepenofficier in Holland blijkbaar ook niet gemakkelijk zijn gedragslijn af te bakenen, als daarbij alleen op de reglementen en voorschriften moet worden gesteund. Kapitein Verberne verdedigt zijn in het Maartnummer verschenen opstel „Onze legerorganisatie" tegen verschillende aanvallen daarop in de pers en de Militaire Spectator. Zooals bekend, trok de heer V. tegen de cavaleriebrigade te velde, omdat hij haar niet noodzakelijk vond, en stelde hij afschaffing ervan voor tegenover omzetting in veldartillerie en uitbreiding van het aantal mitrailleurs. Vooral die afschaffing van de cavaleriebrigade heeft velen tegen hem in het harnas gejaagd. Ook de redactie van de Militaire Spectator kan niet met zijn denkbeelden instemmen, wat zij in een naschrift nu niet op een bepaald apprecieerende wijze doet blijken. Het nummer eindigt met het militair politiek maandoverzicht afge sloten op 31 October 1917. Mavors No. 11. In „het overbrengen van berichten en bevelen" bespreekt de ka pitein C. C. de Geldei de correspondentiemiddelen aangegeven in het velddienstvoorschrift. Hij wijst erop, dat niettegenstaande den voor- 225

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 99