Om een bewakingsstelling te kunnen innemen, dient de artillerist
zoo juist mogelijk te weten, welke strook hij bevuren moet en welke
gedeelten in die strook van het meeste belang zijn. Hierdoor wordt
de mate van dekking bepaald, die hij de batterij mag geven en die
onder alle omstandigheaen zoo groot mogelijk moet zijn
Welke strook moet aan de artillerie worden aangewezen, en hoe
geschiedt die aanwijzing?
Zie daar een voornaam punt, dat aanleiding geeft tot veel misbruik.
De stereotype opgave is toch „Artillerie in bewakingsstelling
bijTe bewaken strook van Kgtot Kg
Vuren op loonende doelen".
De te bewaken strook, die opgegeven wordt, loopt soms tot 18G° toe.
Laten wij ons eerst ophouden bij de breedte van de strook, die
een batterij kan worden aangewezen. Het ligt voor de hand, dat
men hiervoor neemt een sector, waarvan de batterij het hoekpunt
vormt en waarvan de beide stralen worden aangegeven door ken
bare punten in het terrein, die alleen de richting van die stralen
aangeven.
Hoe breed mag nu wel die sector zijn? Een moeielijke vraag om
positief te beantwoorden. Om te beginnen, kunnen we zeggenin
alle gevallen niet breeder dan beslist noodig is. Hoe meer men zich
weet te beperken, hoe beter, want in de aangewezen strook zal
de batterij tal van belangrijke opdrachten, soms gelijktijdig, te ver
vullen hebben, zoodat er veel van haar vuurkracht verlangd wordt.
Wanneer de batterij in stelling wordt gezet, zal zij oorspronkelijk
worden gericht op een punt, ongeveer in het midden van de te
bewaken strook gelegen (bewakir.gspunt genoemd). Zoo staande,
kan zij het voordeeligst zoowel naar links als naar rechts worden
omgezet. Die omzetting moet kunnen plaats hebben door de staarten
der stukken om te zetten, doch de vuurmonden op hun plaats te
laten. Een frontverandering van de geheele batterij moet vrijwel
als een stellingverandering worden beschouwd. Wil men steeds tot
vuren gereed zijn, dan moet echter stellingverandering onder alle
omstandigheden zooveel mogelijk worden vermeden.
Door het omzetten der stukken op de plaats komen zij in een
andere positie ten opzichte van de dekkende kruin. Hierdoor
ondergaat de minimumafstand, waarop zij kunnen vuren, verandering.
Hoe breeder men dus de te bewaken strook neemt, hoe grooter de
kans, dat men, om in alle richtingen den minimumafstand te kunnen
bereiken, iets van de dekking zal moeten opofferen.
235