Door de staarten der stukken om te zetten, komen deze in
schuinen stand ten opzichte van de vuurlijn, schieten elkaar zooals
men zegt „in den rug". Nu neemt men algemeen aan, dat men
zonder gevaar voor de bedieningen kan doorvuren, als de mondingen
evenveel zijwaarts als achterwaarts van elkaar blijven. Hebben de
vuurmonden oorspronkelijk haaks op de vuurlijn gestaan, dan
kan de omzetting naar rechts of naar links dus hoogstens 45°
bedragen. De geheele sector, die een batterij kan bewaken, mag
om deze reden dus niet grooter zijn dan omgeveer 9C°.
Voor een intensieve bewaking is dit intusschen reeds veel, en
is nog meer beperking aangewezen. Ik heb voor de breedte van den
sector, die een batterij zou kunnen bewaken, hooren noemen 1GC0
duizendste, overeenkomende met een hoek van 57o. Een beslis
send getal zou ik niet graag noemen. Laten we om de gedachten
te bepalen zeggen, dat een hoek van 60 a 7C° bij voorkeur niet
moet worden overschreden.
Op welke afstanden moet de batterij in haar sector kunnen vuren
Een verste grens te geven is niet noodig. Hoe verder de bat
terij vuur kan brengen, hoe beter, terwijl bij het grooter worden van
de afstanden de dekking voor de batterij niet wordt beïnvloed. Ik be
doel hiermede dus dit, dat men nimmer zal zeggen„er behoeft geen
vuur gebracht te worden op grootere afstanden dan
Hiervoor zou wel nimmer een geldige reden zijn te vinden (ik
spreek hier niet over de nabijverdediging, die geheel andere eischen
stelt).
Daarentegen zal men wel eischen kunnen stellen betreffende de
afstanden, waarop nog vuur moet kunnen worden gebracht. B. v.:
„de rivierovergang bij A. moet onder vuur genomen kunnen worden".
Wie eenig idee heeft van een artilleriestelling, zal begrijpen, dat
door deze opgave geen speciale eischen worden gesteld aan de
batterij stelling, doch aan de waarneming. Kan men vuren op 20C0
M, dan kan men zeker vuren op 4000 M en verder (mits binnen
den bereikbaren schootsafstand). De kunst is een punt te vinden,
vanwaar men het vuur kan waarnemen.
Hoewel de batterij het hoekpunt van den sector vormt, zal zij
zelden of nooit den geheelen sector, vanaf de monding, kunnen be-
vuren. Daartoe toch zou zij geheel ongedekt moeten staan, en zouden
er bovendien dicht voor de batterij geen doode hoeken mogen be
staan.
Dit is natuurlijk zoo goed als onmogelijk. De batterij moet een
zekere mate van dekking hebben, wil zij geen gevaar loopen bij
236