gebruik der artillerie, wil ik toch een oogenblik stilstaan bij de
verdeeling der artillerie in een verdedigende stelling voor het vuren
op infanterie en op artillerie.
Evenals bij den aanval zal men ook bij de verdediging een ver
deeling mnnen maken in infanteriebatterijen en contrabatterijen.
Beschikt men over voldoende artillerie, dan is deze verdeeling zelfs
gewenscht. Het is duidelijk, dat het terrein dan dubbel bewaakt
moet worden: een stel batterijen tegen infanterie en een stel bat
terijen tegen artillerie.
Heeft men weinig artillerie, dan zal deze verdeeling moeielijk
zijn vol te houden, daar een intensieve bewaking van het gevechts-
veld dan niet mogelijk is. Men za! beter doen z.n. batterijen a
deux fins te nemen, dat wil zeggen, die zoowel tegen artillerie
als tegen infanterie kunnen optreden. Het voornaamste doel voor
deze batterijen zal altijd de infanterie zijn; aan de vijandelijke ar
tillerie zal alleen voor zoover aandacht mogen worden gewijd, als
strookt met een voldoende onder vuur houden van de vijandelijke
infanterie. Het V. G. V. B. A, gaat hierin zelfs zoover, dat men
daaruit wel kan opmaken, dat volgens dat voorschrift het aanwijzen
van contrabatterijen vrijwel niet zal voorkomen.
Ik heb reeds gesproken, dat het zelden of nooit voorkomt, dat
in bewakingsstelling staande artillerie vuur kan brengen tot op de
kortste afstanden. Bij een verdedigende stelling zal hierin moe
ten worden voorzien door artillerie voor de nabijverdediging, die
zoodanig in bewakingsstelling wordt gezet, dat de doode hoeken
bestreken worden. In sommige gevallen zal het ook noodig en
mogelijk zijn, de voor het vuur op grootere afstanden in bewakings
stelling staande artillerie mee naar voren te brengen voor de nabij
verdediging. Opmarsch en nieuwe stelling moeten dan van te
voren nauwkeurig zijn verkend, c.q. ingericht. (1).
Nu dient nog de volgende vraag te worden beantwoord, die zeker
(1). Men zoeke in dit artikel geen grondige overeenkomst tusschen
dé „nabijverdediging" en het z.g. „afsluitingsvuur", als genoemd in de
tactische wenken van het Hollandsche Legerbestuur. Onze „nabijverde
diging beoogt: vuren op de doelen, die zich dichtbij de stelling voordoen.
Opstelling der batterijen daarvoor desnoods vóór de eerste linie. Het „afslui
tingsvuur", een aaneengesloten vuurgordijn volgens vooraf bepaalde gege
vens, eischt ongeveer een batterij op de 100 M. front. De batterijen zijn
zoo mogelijk ver naar achteren opgesteld. Het afsluitingsvuur is bij ons
vooralsnog door gebrek aan artillerie en munitie onbereikbaar.
242