oordeeling Die maatstaf is voor de verschillende hoofdofficiers-
rangen aangegeven in de Infanterie-order No. 17, dateerende
van November 1911, zooals die order sedert werd gewijzigd
bij de Infanterie-order No. 22 van September 1914, en vol
gens welke voor den rang van majoor de volgende bijzondere
eischen worden gesteld:
a. op de hoogte zijn van de tactiek der andere wapens;
b. een bataljon zoowel zelfstandig als in brigade-verband goed
kunnen aanvoeren;
c. bespi ekingen als bedoeld in de voorlaatste alinea van de
Algemeene order No. 34 van 1914 (1), kaderoefeningen met
de officieren van één korps, en de in genoemde Algemeene order
sub 3 aangegeven tactische oefeningen op de kaart (2) behoor
lijk kunnen leiden.
De sub a. genoemde eisch omvat niet meer dan hetgeen
op het officiersexamen wordt gevorderd en het is alleszins
te billijken, dat men van den aanstaanden majoor verlangt, dat
hij in vakkennis althans op geen lager peil sta dan toen hij
officier werd. Om zich op dat peil te handhaven is geen diep
gaande studie noodig; raadpleging van de gevechtsvoorschriften
voor de andere wapens is daartoe in het algemeen voldoende.
De sub b. gestelde eisch, dat de aanstaande bataljonscom
mandant zulk een troependeel in het naasthooger organiek
verband behoorlijk moet kunnen aanvoeren, spreekt voor zich
zelf, aan dien eisch moet uit den aard der zaak iedere majoor
voldoen.
Geheel anders staat het echter met den eisch betreffende
de aanvoering van een zelfstandig optredend bataljon, ten
minste, wanneer men onder dit laatste iets anders verstaat dan
een bataljon, dat bijv. fungeert als veiligheidsafdeeiing van eenig
troepenverband In dit geval blijft het bataljon bij de vervul
ling van zijn taak onder de meer of minder diepgaande, recht-
(1) N, 1. bespreking (korpsgewijze) van de reglementen en dienstvoor
schriften van het eigen wapen, alsmede van de tactische voorschriften
van de andere wapens.
(2) Deze oefeningen hebben mede korpsgewijze plaats, doch officieren
van andere wapens kunnen worden aangewezen om daaraan dee! te nemen.
253