streeksche inwerking van den hoogeren commandant. Onder zelfstandig optreden zouden wij dan ook willen verstaan, de vervulling van een opdracht, los van eenig hooger 'troepenver- band, zooals men zich die bijv. in den zoogenaamden kleinen of detachementsoorlog denkt. Voor een dergelijke taak zal als regel toevoeging van andere wapens noodig zijn en zal men bij voorkeur den commandant kiezen. Men zou dus te ver gaari door de bekwaamheid voor deze taak als eisch te stellen voor een ieder, die den rang van majoor wil bereiken. Dat zulks ook niet de bedoeling is, zou mogen worden afgeleid uit de omstandigheid, dat het goed kunnen aanvoeren van een troepenmacht ter sterkte van een bataljon infanterie met hulp wapens pas wordt geëischt voor de bevordering tot luitenant kolonel. Doch hoe laat deze bedoeling zich rijmen met den eisch sub c., volgens welken het behoorlijk kunnen leiden van tactische oefeningen op de kaart, óók, wanneer daaraan wordt deelgenomen door officieren van andere wapens, als voorwaar de wordt gesteld voor de geschiktheid voor den majoorsrang. Deze laatste eisch gaat ook weer veel verder dan dien genoemd onder a. Het logische verband tusschen de verschillende bij zondere eischen ontbreekt hier. Voor den rang van luitenant-kolonel luiden de bijzondere eischen als volgt: a. een troepenmacht ter sterkte van minstens één bataljon met hulpwapens goed kunnen aanvoeren: b. tactische oefeningen op de kaart zoomede kaderoefeningen behoorlijk kunnen leiden. Laatstgenoemde eisch is in aard en wezen geheel gelijk aan den overeenkomstigen eisch sub c. voor den rang van majoor. Logisch gevolg van het niet-voldoen aan den eisch sub b. zou dus moeten zijn, dat de majoor ongeschikt werd verklaard voor den bekleeden rang. Zulks is echter in de practijk geenszins het geval. We staan dus ook hier voor een zonderlinge consequentie. Voor den rang van kolonel eindelijk, gelden de volgende bijzondere eischen a. uitmunten door karakter en vakkennis; b. een troepenmacht ter sterkte van minstens drie bataljons infanterie met hulpwapens goed kunnen aanvoeren. 254

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 30