Het goed kunnen aanvoeren van een uit de verschillende wapens
samengestelde tioepenmacht, als bedoeld vereischt deugdelijk
tactisch inzicht, hetwelk zich slechts kan vormen door ijverige en
degelijke studie en heel veel eigen oefening in de bevelstechniek.
Waar die vakkennis ontbreekt, wordt we hebben het bij de
oefeningen zoo dikwijls gezien het noodige zelfvertrouwen
gemist; daar treedt besluiteloosheid in de plaats van besluitvaar
digheid; daar zien we weifeling en aarzeling, waar alleen vastheid
van wil en zelfbewust doortasten heil kan brengen, en ten slotte
een gevechtsbeeld zich afwikkelen, waarvan de meest milde be
oordeeling weinig anders kan zeggen dan het zoo droevig vaak
vernomene: „We hebben alweer gezien, hoe het niet moet
gebeuren".
Zonder overdrijving kan worden gezegd, dat zij, die de ver
langde bekwaamheid in de bierbedoelde troepenaanvoering
toonen te bezitten, boven het middelmatige uitsteken. En aan
gezien het practisch niet mogelijk is alleen dezulken tot
luitenant-kolonel te bevorderen, zal ook van dezen eisch
moeten worden afgezien. Zulks kan geschieden, ook zonder
de gevechtswaarde van het leger beneden het practisch
bereikbare peil te doen dalen en zonder te kort te doen aan
het alleszins juiste beginsel, dat voor het bereiken van een
hoogeren rang ook aan hoogere eischen moet worden vol
daan.
In welke richting zal men nu de verzwaring van de eischen
voor den rang van luitenant-kolonel moeten zoeken? Het wil
ons voorkomen, dat de in deze te volgen weg zich vanzelf
aanwijst, wanneer men slechts een open oog houdt voor de
werkelijke behoeften.
Ons leger kent, behalve enkele door luitenant-kolonels te
vervullen plaatselijke commando's, nog een aantal voor hoofdoffi
cieren bestemde gewestelijk-militaire commando's De gewes-
telijk-militaire commandanten zijn in hun gewest de dragers
van het hoogste militair gezag, hetwelk zich, behalve over de
in hun ressort gelegerde infanterie, mede uitstrekt over per
soneel en inrichtingen, waarmede een bataljonscommandant
als zoodanig geen bemoeienis heeft. Dragen zij dus in dit op
zicht een grootere verantwoordelijkheid dan laatstbedoelde
257