kens weer opnieuw aan den tand wordt gevoeld, zoodat hij
steeds in onrust en onzekerheid omtrent zijn naaste toekomst
blijft verkeeren, als gevolg waarvan hij allicht in een toestand
van zenuwachtigeid en prikkelbaarheid wordt gebracht, waarvan
de dienst den terugslag ondervindt. Totdat de bevordering
of het ontslag aan die kwelling een einde maakt. Dit systeem
heeft bovendien het groote nadeel, dat bij de eenmaal onge
schikt bevondenen de illusie wordt aangekweekt, dat de kans
op bevordering nog niet verkeken is, hetgeen dan weei
moet leiden tot nieuwe telleursteling en ten slotte tot ver
bittering.
Wordt het hierboven aanbevolen denkbeeld, betreffende het
uitbrengen van een eindbeoordeling in den kapiteinsrang, aan
vaard, dan vervalt vanzelf het indienen van latere beoordee-
deelingen, buitengewóne gevallen uitgezonderd. De later nog
noodige gegevens voor de beoordeeling van de geschiktheid
voor den rang van kolonel, t.w. die betreffende de vakkennis
en de bekwaamheid in troepenaanvoering, zouden n.l. in eene
nota kunnen worden neergelegd, waarin de beoordeelde in
beschouwing wordt genomen aan de hand van hetgeen bij ver
schillende, bepaaldelijk te noemen oefeningen omtrent hem is
gebleken, waarbij dus het tijdvak vóór het bereiken van den
luitenant-kolonelsrang buiten rekening zal moeten blijven.
Tegen eene ongustige beoordeeling zal de belanghebbende op
de gewone wijze eene reclame kunnen inbrengen. Het onder
zoek naar de bekwaamheden wordt echter niet herhaald, noch
in het gunstige, noch in het ongunstige geval. Het resultaat
van het gehouden onderzoek is dus beslissend, waaruit vanzelf
volgt, dat het afdoende gegevens voor de beoordeeling moet
verschaffen.
Het niet-indienen van verdere conduitelijsten, nadat de eind-
beoordeeling is vastgesteld, sluit uiteraard geenszins in, dat
nu ook verder alle controle wordt gestaakt. Die controle
het worde hier ten overvloede gezegd blijft op denzelfden
voet bestaan als anders het geval zoude zijn en zou natuur
lijk desnoods kunnen leiden tot ontneming van de reeds toe
gekende geschiktheid voor bevordering.
264