de vraag, of die nadeelen niet ruimschoots worden opgewogen
door de voordeelen.
Het voornaamste, of eigenlijk het eenige bezwaar, dat wij
tegen het systeem hoorden aanvoeren, komt hierop neer, dat
de korpscommandant daardoor veel te weinig weet omtrent
ondergeschikte officieren. Dit nadeel zou vooral op de Buiten
bezittingen worden gevoeld, waar het meermalen noodzakelijk
kan zijn voor een bepaald commando of een bepaalde opdracht
de persoon te kiezen. Afgescheiden nu van de kwestie, of dit
bezwaar zich in den loop der jaren inderdaad wel zoo klemmend
heeft doen gevoelen, en dus niet als van hoofdzakelijk theo-
retischen aard mag worden aangemerkt, schijnt de vraag ge
wettigd, of aan dat bezwaar niet op eenvoudige wijze zou kunnen
worden tegemoet gekomen.
Wat is er bijv. tegen, dat door den Inspecteur aan den be
trokken chef een aanwijzing wordt gegeven in den volgenden
geest: „het verdient aanbeveling dezen officier vooralsnog niet
te bestemmen voor een zelfstandig commando". Een dergelijke
aanwijzing kan uiteraard nooit den grondslag of een motief
vormen voor een ongunstige aanteekening in de beoordeelings-
lijst, welke de tot het uitbrengen van een zelfstandig oordeel
verplichte chef t. g. t. zal hebben in te dienen.
Wij twijfelen er niet aan, of ook tegen de verwezénlijking
van de door ons voorgestane denkbeelden zullen bezwaren
kunnen worden aangevoerd. Men vrage zich echter nauwgezet
af, of die bezwaren werkelijk aan de practijk zijn ontleend en
of zij niet ruimschoots worden opgewogen door de tastbare
voordeelen
le. dat niet zooals thans (zij het ook ongewild illusiën worden
opgewekt of bevorderd, voor welke inderdaad geen grond
bestaat;
2e. dat de belanghebbenden zich tijdig kunnen voorbereiden op
een toekomst, evenredig aan hunne naar een billijken maatstaf
beoordeelde bekwaamheden
3e. een meer geregelde gang van de bevordering.
En vooral bedenke men, dat het r.iet alleen nutteloos, maar
ook verkeerd is, te zoeken naar een voor allen geldend systeem,.
266
o