hoedecommandant wat van afstaan en niet alles een verken
nende taak geven [zie ook 158 (5)].
Dus de oude spreuk „Cavalerie in de eerste plaats voor de
directe beveiliging".
De tactische Cavalerie van den A. B. moet o. i. principieel
als volgt worden aangewend:
a. eenige cavalerie voor de directe beveiliging en wel in de
allereerste plaats voor het zijterrein (de flanken), natuurlijk
alleen, als zulks noodig is,
b. minstens één patrouille bij den A. B. voor later aan het licht
tredende behoeften,
c. de rest ter verkenning vooruit, op maximum 1 dag-
marsch.
(3). Een voorhoede van 1 Bat. Inf. krijgt dus geen artillerie
(en) of mitrailleurs!
(5). Toevoeging van een deel van een V S. aan een voor
hoede heeft n. o. m. weinig zia. Wordt de voorhoede „gevechts
groep", dan is 't nog altijd tijd om aan die gevechtsgroep een
V. S., of deel daarvan, toe te voegen.
p. 158 (1). Liever ware ons de volgende redactie:
De voorhoede schuift een voortroep (Inf.) uit; wat overblijft,
heet hoofdtroep.
De voortroep schuift een lnf. spits uit.
Is de voortroep een bataljon sterk, dan wordt een compagnie
als vooruit geschoven gedeelte van den voortroep bestemd en
wordt de spits door deze compagnie uitgezonden.
De voorhoedecommandant wendt de te zijner beschikking
gestelde cavalerie aan voor den veiligheidsdienst De verken-
ningsdienst dient o. i. door den A. B. te worden geregeld en
dit geldt zeer zeker bij frontmarschen, wanneer hij immers bij
de voorhoede marcheert.
Hetgeen, na aftrek van hetgeen noodig is voor zijtioepen of
flankpatrouilles en eventueel ordonnansen, van de voorhoede-
cavalerie overblijft, wordt als cavaleriespits voor de Infanterie-
spits uitgeschoven
Waarom kan een cavaleriespits niet sterker zijn dan 1 peleton?
(2). Hoort minder onder „gemengde colonnes" thuis.
(3). Hangt af van 't weerstandsvermogen voor den voortroep;
278