Menschen van zeer uiteenloopenden aanleg en leeftijd, van
twintigjarigen tot veertigjarigen en ouderen, ziet men opeenge
hoopt in hetzelfde veel te kleine en overvolle vertrek, zoowel
bij dag als bij nacht, dat gespeend is aan alle gerievelijke
stoffeering; een ijzeren krib en een stroozak, dan wel een slaap-
tafel, en een kist, zie daar het meubilair, waarmede het soldaat
het 15, de Inlander 25, lange jaren moet doen. Dit vertrek,
de chambree, is huiskamer, slaapkamer en tevens wapenkamer.
Is het wonder, dat de soldaat in zijn vrijen tijd die tegenstelilng
van een „home'' ontvlucht?
3. Punt 111 luidt: „hem in zijn ruimen vrijen tijd gelegenheid
te geven tot degelijken arbeid en goede verpoozing, welke hem
kunnen terughouden van den zelfkant der samenleving". En
hij heeft veel vrijen tijd, maar hoe kan hij dien benutten?
Het artikel wijst dus aan, hoe ook die vlucht uit de chambree
hem niet baat, want hij kan nergens heen, hij heeft geen doel,
geen arbeid. Dus maar naar de cantine, waar in onderling
gezelschap de tijd gedood wordt; het duiveltje van den drank
treedt op, eerst als ongenoode gast, later als stamgast en zoo zet
zich de averechtsche traditie in den soldaat vast, dat het drinken
nu eenmaal bij den militair behoort; dat hij, die niet drinkt,
geen „kaerel" is; hij verliest de bezinning, dat hij den weg
heeft betreden, die hem ten gronde voert, want tegenover den
drankduivel staat geen engel des lichts, als tegenwicht, die
hem behoedt. Zijne schreden, door den drankgenius geleid,
brengen hem in de duistere hoeken der samenleving, de zelf
kant, waar prostitutie en misdaad tieren. Arbeid in den vrijen
tijd, alleen heilzame productieve arbeid, kan genezing geven.
Ook die alleen kan hem voor het wegzinken in den afgrond
behoeden, welke hem wacht bij het beëindigen van zijn diensttijd.
4. Punt IV stelt als doel der vereeniging: „hem in staat
te stellen, zich reeds gedurende zijn diensttijd voldoende
vakkennis eigen te maken, opdat hij zich bij terugkeer in de
burgermaatschappij een behoorlijken werkkring kan verwerven".
Ziedaar in korte trekken het weinig aanlokkelijke beeld van
het bestaan van den gewonen soldaat geteekend en een poging,
om tevens de middelen tot remedie aan te wijzen.
Deze zijn in concreten vorm in het werkprogram aangegeven,
295
I. M. T. 19 1918.