De beujakingsslelling.
(met 3 figuren).
Het daghet in het oosten. De artillerie, die bij ons tot nu toe
werd beschouwd als een lastig, vreemdsoortig, moeilijk te hanteeren
aanhangsel, waarvan men zich liefst zoo gauw en ongemerkt
mogelijk ontdeed, wordt langzamerhand erkend als een machtig en
onmisbaar hulpwapen, ja, misschien wel een hoofdwapen.
Naar gelang men zich meer en meer inspant om van de artillerie
een goed gebruik te maken, stuit men op moeilijkheden en onzeker
heden betreffende de practische toepassing van de regels, die men
theoretisch reeds heeft weten te vermeesteren.
Met dit artikel, en mogelijk enkele volgende, heb ik de bedoeling
te trachten, eenig meerder licht te verspreiden omtrent de wijze,
waarop sommige tactische waarheden technisch worden toegepast.
Ik ga hier des te eerder toe over, omdat mij tijdens het bijwonen
van talrijke manoeuvres en een gedeelte van de artillerie-oefeningen
te Tjikalong is gebleken, dat velen een hoogst gevaarlijk pad zijn
ingeslagen om te geraken tot een juist gebruik van de artillerie.
Meermalen woonde ik het n.l. bij, dat men tijdens besprekingen
en discussies allerlei beslissingen en regels, van essentieel belang
soms, a l'improviste in elkaar wilde smeden.
Ik kan hier niet genoeg tegen waarschuwen. Aan dergelijke
fabricaties hecht ik evenveel waarde als aan het opnieuw uitvinden
van het buskruit, omdat men die uitvinding liever doet, dan zich
op de hoogte te stellen van alles, wat op het gebied der buskruit-
fabricage reeds is verricht.
Wat reeds door vele groote tactici, speciaal voorgangers op
artilleristisch gebied, is bestudeerd, uitgewerkt, beproefd en gepubli
ceerd, moet men niet bij de eerstvoorkomende gelegenheid omvergooien
of negeeren. Zonder dat we aan den leiband behoeven te loopen
van welken schrijver ook, kunnen we vele goede principes, die
burgerrecht hebben verkregen en waarvan de juiste motiveering
te vinden is, zonder meer aanvaarden. Onze lijdensweg naar de
volmaking zal hierdoor bekort worden.
231
I. M. T. 15 1918.