li
SI
flieume bonen.
Het is een niet te loochenen feit, dat de overgroote meer
derheid van de officieren, die in den rang van luitenani-kolonel
het leger verlaten en dat aantal is naar verhouding groot zich
verongelijkt achten, niet zoozeer, omdat hun de geschiktheid
voor bevordering niet werd toegekend, als wel, omdat de be
oordeeling van hunne bekwaamheden, in hunne oogen, het
karakter droeg van eene vooropgezette bedoeling om hen ..af te
maken".
Nu moge deze waardeering van de wijze van beoordeeling
ten eenenmale onjuist zijn, dat neemt niet weg, dat het hier-
bedoelde verschijnsel te denken geeft, omdat het zoo algemeen
zich voordoet en dus niet kan worden aangemerkt als een
uiting van geheel individueelen aard. Het schijnt ons daarom
wel van belang de vraag onder de oogen te zien, of er in
derdaad geen redelijke grond bestaat voor die, zij het dan
ook onjuiste, appreciatie, want met het oog op de aanvulling
van het officierskorps is het toch waarlijk geen onverschillige
zaak, welke gevoelens t. a. v. het leger hen bezielen, die het
verlaten na er minstens een vijfentwintigtal jaren met eere in
te hebben gediend.
In den regel staat de hierbedoelde grief niet op zichzelf.
Meestal komt er een tweede bij, welke haren grond vindt in
de materiëele positie, waarin de betrokkene komt te verkeeren
op het oogenblik van pensionneering, en welke positie maar
al te vaak van dien aard is, dat aan de meest bescheiden
eischen niet of nauwelijks kan worden voldaan.
Mist ook deze grief allen redelijken grond
Het eerstgenoemde verschijnsel kan n. o. m. alleen hare ver
klaring vinden in een minder deugdelijken maatstaf van be-
252