De Administratie der Compagnie. Verschillende omstandigheden dwongen mij de laatste dagen, mijn gedachten te laten gaan over het gebrek aan goed onder legd administratief kader. De hoofdoorzaken daarvan zijn twee erlei. in de eerste plaats biedt de betrekking van onderofficier administrateur een geringer kans op vlugge promotie, een duizendmaal moeilijker weg tot het onderluitenantschap en een minder aangenamen werkkring, dan die van instructeur. In de tweede plaats is er minder bibit. De vraag, die zich nu aan mij voordeed, is deze: „Hebben we de compagnies-administratie noodig?" Deze vraag is niet zoo heel gek, om de eenvoudige reden, dat de c. ad. reeds is afgeschaft! Doch scherts ter zijde, laat ik mijn gedachtengang duidelijk verklaren. Het leger moet er op ingericht zijn om zijn oorlogstaak te kunnen vervullen. Zoo moet ook de administratie in vredestijd in overeenstem ming met dien in oorlogstijd zijn. De afwijkingen zijn te beschouwen als een onvermijdelijk vredeskwaad Wie nu nagaat, wat die oorlogsadministratie omvat—en ieder is daartoe in de gelegenheid—zal ontdekken, dat hetgeen is voorgeschreven om na mobilisatie orde op de zaken bij de compagnie te hebben, ternauwernood den naam van administratie kan dragen. Vroeger was dat anders en moest dus wel elke compagnie beschikken over administratief zwaar onderlegd personeel. Thans is er m. i. met het oog op de oorlogstaak alleen een ordelijk werkend onderofficier noodig, benevens na mobilisatie een sergeant, commandant van den Q. T. Deze kunnen uit den troep gekozen worden door den C. Ct Voor het rustkamerwerk kan de C. Ct. een korporaal nemen, voor wien dit baantje slechts een overgang tot den rang van sergeant behoeft te vormen. Het werk op de comp. bureaux moet dus tot het meest eenvoudige worden teruggebracht, terwijl de administratie dan kan berusten bij nu ja, geheel bij de Administratie. Aan den kwartiermeester van het bataljon worden 2 boekhouders-sergeanten(s. m. of adj.)-adm. toegevoegd, met een schrijver van de tegenwoordige capaciteit. Misschien zelfs zal 1 boekhouder voldoende blijken, als het gemiddelde der schrijvers wat beter wordt. Dit laatste zou per bataljon 5 administrateurs sparen, die van den kleinen staf medegerekend, en een vermeerdering geven van één administrateur bij den kwartiermeester en één onderofficier (liefst adjudant) voor de politie, ingedeeld bij den kleinen staf. De fouriers vervallen voor de onderofficieren, die op de bureelen van de compagniescommandanten werken en in oor- 303

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 79