De baai valt bij eb voor het grootste gedeelte droog, doch
bij hoog water kunnen jonken en sloepen zeer gemakkelijk
binnenloopen.
2. Kuststrook Yentowabaai Têngshahê-monding.
Tot aan het voorgebergte Hsiaohoukoutzu naderen de heuvels
de kust en vallen steil in zee, hier en daar kreeken vormende,
welke 500 - 1000 M. het land binnendringen.
Zuid van het voorgebergte tot Yentowa (16 K. M.) vertoont de
kust hetzelfde beeld, hier en daar onderbroken door kleine vlakten
aan de riviermondingen.
Over een lengte van 7 K. M. is de kust ongeschikt voor een
landing; het overige gedeelte is hooger, terwijl groote schepen
tot 4-8 K. M. kunnen naderen (stoomsloepen tot op 1 K. M.).
3. Têngshahê-monding.
De Têngshahê vormt een vlakke, lage delta, welke steeds bij
vloed onderloopt; aan de monding is deze onbewoonde vlakte
4 K. M. breed, terwijl zij 4.5 K. M. diep in het binnenland
zich tot 1 K. M versmalt. De linkeroever der rivier is zeer
moerassig en onbegaanbaar; op den rechteroever treft men
wegen aan en is het terrein in den drogen tijd begaanbaar.
4. P'itzuwo.
Het heuvelachtige terrein met een gemiddelde hoogte van
50 - 70 M. reikt tot aan de kust en valt steil in zee. Bij de ri
viermondingen treft men een smalle, open moerassige strook
aan, welke bij vloed onder water loopt, zoodat de mondingen
als ongeschikt voor landingen moeten worden aangemerkt. De
beddingen der rivieren bestaan uit zand en kiezel. De zeebo
dem is modderig en valt bij eb over een diepte van 1 K. M.
droog, doch bij hoog water kunnen jonken tot aan het strand
komen. Eerst op 10 K. M. van de kust treft men een diepte
van 10 M. aan.
Van af de Têngshahê-monding tot P'itzuwo zijn de kuststreken
dicht bevolkt.
II. Russische maatregelen tot bewaking van de kust.
Bij het begin der vijandelijkheden was de toestand aan Rus
sische zijde als vogt:
In de onmiddellijke nabijheid van Port-Arthur werden de on
derscheidene baaien en inhammen bewaakt door observatie-
312