ding van den dienst. De hoofdintendant moet vóór alles den geheelen gang van zaken kunnen overzien en vrij zijn zich ten allen tijde, al of niet door dienstreizen en het houden van inspectiën, besprekingen en oefeningen, in staat te stellen op elk gebied, waarmede zijn dienstvak iets uitstaande heeft, de hoofdleiding te geven. Ik druk hieronder eenige punten af uit de instructie voor den hoofdintendant: „De Hoofdintendant is belast met de algemeene leiding van den verplegingsdienst, voor zoover die behoort tot den werkkring der Intendance, [art. 3. (8)]. De Hoofdintendant wijdt zijne bijzondere aandacht aan de verzameling van de gegevens betreffende de hulpbronnen, de voorraden, de industriëele ondernemingen en de middelen van vervoer te land en te water, voor zoover daarvan kan worden partij getrokken voor de legerverpleging, zoowel in tijd van vrede als in geval van oorlog of van militaire expeditiën. [art. 4. (1) Hij draagt zorg, dat de noodige intendance-voorraden aanwezig en de voor den intendance-dienst benoodigde transportmid delen beschikbaar zijn. [art. 4. (2)]. De Hoofdintendant houdt over de onder het beheer van de Intendance staande magazijnen en verplegingsinrichtingen de inspectiën, welke hem noodig voorkomen, en voorts over den verplegingsdienst bij de troepen, die, welke hem door den Commandant van het Leger worden opgedragen, [art. 6. (1)]. De Hoofdintendant is bevoegd tot het bijwonen van alle oefeningen op groote schaal, waarbij de verplegingsdienst aan de Intendance is opgedragen, (art. 1). De Hoofdintendant bevordert de vakstudiën van de officie ren van het dienstvak en draagt zorg voor hunne practische bekwaamheidhij doet ter zake zooveel mogelijk van zijne be langstelling blijken (art. 9.)." Ik vraag me af: indien aan deze punten waarvan enkele (1). Terloops zij aangeteekend, dat het mij niet bekend is, waarom hier niet, evenals bij den Gen. Staf, sprake is van „de wetenschappelijke en de vakstudiën". Het motief, dat alle intendance-studie wetenschappelijk zou zijn, lijkt me al even onhoudbaar als de overweging, dat wetenschap pelijke studie voor den intendant overbodig zou wezen. 331

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 29