De hoofdmagazijnen waren te vestigen te Bandoeng, Batavia en Soerabaja, de laatste twee in beginsel alleen met een hoofd voorraad voor de Buitenbezittingen en overigens v. z. n. dienst doende als doorvoermagazijnen. Uit den aard der zaak houdt de vestiging van de hoofdmagazijnen nauw verband met het defensieplan, zoodat, indien hierin een principiëele wijziging zou worden gebracht, een verandering in de legering van de hoofdvoorraden noodzakelijk zou kunnen worden. In de door mij opgeworpen regeling zouden de bestaande gewestelijk tevens garnizoenskleedingmagazijnen, ter juiste omschrijving van hun bestemming, eigenlijk garnizoens- teven gewestelijk magazijnen moeten heeten. Alle keuringen, zoowel van de door landsgevangenissen en inrichtingen afgeleverde voorwerpen van kleeding en uitrusting, schoeisel en andere artikelen, als van de door bemiddeling van de gewestelijk intendanten in hunne afdeeling door particu lieren geleverde goederen, worden als regel uitgevoerd door een speciale keuringscommissie, staande onder de bevelen van den leider der hoofdmagazijnen en met de standplaats Ban doeng. Rij de toepassing van dezen regel zou men voor zooveel mogelijk kosten voor het heen en weer zenden van goederen moeten trachten te vermijden. Terloops wordt er in dit ver band op gewezen, dat thans de door de gevangenis te Soerabaja geleverde kleedingstukken ook op een andere plaats worden gekeurd, terwijl de in de gevangenis te Semarangvervaardigde kleeding, wel is waar aldaar gekeurd doch daarna onmiddellijk naar Bandoeng en Soerabaja verzonden wordt. Een belangrijke verbetering, niet slechts uit een economisch oogpunt, maar even zeer met betrekking tot de defensie, zou zijn de oprichting van centrale werkplaatsen der civiele gevangenissen te Bandoeng en te Tjimahi. De overbrenging in tijd van oorlog van de ateliers te Semarang, Soerabaja, Solo en Djokja zou, niet het minst wat de leerlooierij betreft, wel eens niet zoo heel vlot kunnen gaan. Het plaatselijk toezicht op de hoofdmagazijnen buiten de standplaats van den leider worde uitgeoefend door den ge westelijk intendant, die echter niet eigener autoriteit over de voorraden zou mogen beschikken. Wordt door vorenstaande regeling de hoofdintendant ontlast 333

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 31