binnen den kring van ons korps meermalen ter sprake gekomen. Als een uiting naar buiten in dezen geest zou zijn te beschouwen het artikel „Onze Intendance-dienst" in het April-nummer 1916 van „De Indische Gids" van den oud-intendant J G.Smit. Voor schrijver dezes heeft als voornaamste aanleiding tot zijn geschrift gegolden ik verwijs hiervoor naar de in den aanhef daarvan afgedrukte stelling de overweging, dat de een zijdige samenstelling van de intendance aan de algemeene opvattingen omtrent haar taak onvermijdelijk moet schaden, terwijl, gegeven de tegenwoordige werkwijze, invoering van versch bloed, door toetreding van officieren van de verschillende wapens, zoo goed als niet mogelijk is. Bij toepassing van de hiervoren aangegeven organisatie en werkwijze men moge daarin ten opzichte van détails met mij van meening verschillen zou die toetreding wèl mogelijk zijn, omdat alsdan elk officier, die met vrucht de intendance-studiën aan de H. K. zal hebben doorloopen, in den practischen in tendance-dienst, niet gehinderd doorovermatigen administratieven rompslomp, waarin hij geen weg weet, al dadelijk in staat zal wezen zijn kennen en kunnen te toonen, om er geleidelijk een nuttig en werkzaam aandeel aan te nemen. B. H. J. van Deutekom. Majoor der Intendance. 338

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 36