zijn indiensttreding had schuldig gemaakt aan desertie als gewapende politiedienaar, veroordeeld was, en verwees de zaak naar den burgerrechter, i.e. den Landrechter te Soekaboemi. Het Hof overwoog daarbij „dat immers niet alleen in Nederland die regel muurvast in jurisprudentie en bij de schrijvers gehuldigd en in Ned.-Indië in vele gevallen gevolgd wordt, maar hij ook uit de wet zelve gelijk hieronder nader zal worden aangetoond volgt, brengende dan ook een geordende rechtsbedeeling van zelve mede, dus op het zekere tijdstip, waarop een delict gepleegd is, de rechter, die van de zaak heeft kennis te nemen, bij de wet aangewezen zij, en deze aanwijzing niet kan worden afhankelijk gesteld van het alleszins onzekeie oogenblik, waarop eenig delict vervolgd zal worden, waarvoor de opdracht van de rechtsmacht geheel zou worden overgelaten aan het goeddunken van het openbaar ministerie, waardoor het gevaar kan ontstaan, dat de justitiabele tegen zijn wil afgetrokken wordt van den rechter, dien de wet hem toekent (artikel 80 van het Regeeringsregle- ment), terwijl het mede ten gevolge zou hebben, dat zelfs de allerzwaarste militaire delicten, die waartegen de doodstraf be dreigd is zooals spionnage, verraad, oproer en opstand tegen superieuren enz. (75, 55, 56, 81 C. W.) ongestraft zouden blijven, wanneer maar met de vervolging daarvan gewacht werd, totdat de delinquent den militairen dienst verlaten heeft, aangezien de militair voor die feiten niet terecht kan worden gesteld voor den burgelijken strafrechter, daar deze niet vermag toe te passen het crimineel wetboek, waarbij die misdrijven strafbaar zijn gesteld „dat een dergelijke willekeur in het bepalen van de absolute bevoegdheid van den rechter bovendien leidt tot eene beden kelijke ontwrichting der militaire tucht en derhalve onmogelijk door den wetgever gewild kan zijn, waar deze door het scheiden van den militairen stand van de burgermaatschappij en het scheppen van een afzonderiijk militair strafwetboek erkent, dat de militair eigenaardige plichten heeft te vervullen, wier over treding niet volgens de regelen van het gemeene strafrecht, maar naar de speciale exceptioneele regelen van het militair recht behoort te worden beoordeeld en gestraft; 360

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 60