eeren, m. a. w. dat de militaire jurisdictie zich alleen uitstrekt over hen, die een delict plegen tijdens zij in militairen dienst zijn, natuurlijk met de uitzondering in artikel 4 van het Crimi neel Wetboek, en, daar nu eenmaal opgedragen rechtsmacht blijft standhouden, zoolang zij niet bij eenige wettelijke bepa ling wordt ingetrokken, blijft de militaire rechter bevoegdheid om recht te spreken behouden over hendie den militairen diensl verlaten hebbenmits zij het delict, waarover erkend wordt, pleegden, toen zij nog in militairen dienst waren, waar uit volgt, dat de militaire jurisdictie zich in geen geval kan uitspreken over personen, die delinqueerden, toen zij nog niet in militairen dienst getreden waren, gelijk onderwerpelijk het geval was met beklaagde; „dat derhalve 's Krijgsraads vonnis behoort te worden vernie tigd en de beklaagde moet worden overgelaten aan den gemee- nen strafrechter des competent." De eerste argumenten zijn m, i. de beste. Die, waar sprake is van artikel 4 Crimineel Wetboek, acht ik minder gelukkig. Dat de militairen, zooals artikel 4 zegt, die uit 's Lands dienst zijn ontslagen, nog gedurende één jaar en zes weken na hunne afdanking aan de bepalingen van het C. W. onderworpen blijven ter zake van beleedigingen, aan hunne superieuren uithoofde van vorigen dienst gedaan, is geen bewijs, dat de jurisdictie zich, met het oog op deze uitzondering, in het algemeen regelt naar het tijdstip, waarop het delict gepleegd wordt. Artikel 4 C. W. is een uitzondering op art. 3, dat geschreven is om de bij de totstandkoming van het Wetboek blijkbaar nog bestaande twijfel, of de militaire strafwet ook toepasselijk was op „officieren, die alleen een titulairen rang hebben, of op officieren, onderofficieren en soldaten, welke gepensioneerd of gegageerd zijn" geheel weg te nemen. Eer zou uit art. 3 een argument contra dan uit art. 4 een argument pro 's Hofs overigens zeer toe te juichen beslissing kunnen worden geput. Art. 4 rekt slechts de voor de subordinatie noodzakelijke bescherming een beetje uit. Die bescherming kon nu eenmaal niet voldoende door den burgerlijken rechter worden verleend, omdat volgens de burgerlijke strafwetten een vergrijp tegen de subordinatie, als 362

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 62