maatstaf aan, dat eene batterij van 4 stukken, kaliber van 7 tot 15 cM., in staat is om op eene frontbreedte van 100 M een krachtig roffelvuur af te geven. Daar het gevechtsfront eener verdedigende divisie van 15 bataljons volgens de(Ned.)Ge- vechtshandieiding ong. 3000 M. bedraagt, zullen voor het afstaan van een op haar gerichten aanval door middel van roffel- of spervuur noodig zijn 30 batierijen van 4 stukken. Bo vendien zijn nog vuurmonden noodig voor het beschieten van artillerie, vliegtuigen, e. d., moet er eene reserve aanwezig zijn, waarvoor Schr. nog 50 rekent van hetgeen voor het roffel- vuur noodig is. Hij komt alzoo tot 45 batterijen van 4 stukken op 15 bataljons, zijnde rond 12 stukken op 1Ö00 man infanterie. Hij acht dit een maximum, waarop men tegenwoordig rekenen moet Wegens de toenemende belangrijkheid van het worpvuur stelt hij de verhouding van krombaan- tot vlakbaangeschut op 2: 1; van de houwitsers moeten 2/3 van 15 en 1/3 van 12 cM. en van de kanonnen 2/3 van ong. 7 en 1/3 van 10 a 15 cM. zijn. Bij het bovenstaande is rekening gehouden alleen met de behoeften van den veld,- c. q. stellinggoorlog. Onder den titel „Kustverdediging" bespreekt A. v. H. de ligging van de Engelsche en de Duitsche Noord-Zeekust tegenover elkander in den tegenwoordigen oorlog; hij geeft verder aan, welke belangrijke rol ook eene zwakkere vloot bij de verdedi ging van de eigen kust spelen kan en licht dit toe door eene kritische beschouwing van het optreden der Russische vloot tegenover de Japansche in 1904. Het artikel wordt vervolgd. Majoor van Dam van Isselt bespreekt den toestand van de paarden bij de batterij, waarbij als proef een eerste-oefeningstijd van één jaar was ingevoerd en wel naar aanleiding van een door Majoor Aronstein aangehaalde ongunstige uitlating van den oud-Minister Colijn. Schr., die destijds commandant van die batterij was, haalt echter eene later uitspraak van den Heer Colijn aan, waardoor zijne eerste ongunstige uitlating feitelijk her roepen wordt. Voor ons van belang is, dat, zooals uit eene noot blijkt, Majoor van Dam van Isselt de verkorting van den eersten oefeningstijd der bereden artillerie in eene serie artikelen nogmaals zal behandelen. Kapt. Roldanus vervolgt zijn artikel over het schieten der vestingartillerie. De Heer Hartmans, Eerste-Luitenant der Pontonniers, geeft eene belangwekkende beschrijving van eene z. g. vakwerkspan- 373

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 73