bevordering van het onderwijs, welke men aan de niet-dienst-
plichtigen onthoudt Nu is het waar, dat de druk van den
dienstplicht uiterst gering schijnt, daar Schr. niet meer dan 108000
Inlandsche dienstplichtigen voor zijn leger wenscht. Echter
is ons niet duidelijk, wat Schr. bedoelt met de drie liniën,
elk a 36000 man, waaruit deze 108000 man bestaan (blz. 12).
Ook missen wij eene berekening, waaruit blijkt, waarop dit
aantal berust; het is toch niet de sterkte van ééne lichting?
Zoo niet, dan zou de druk in vredestijd nog minder dan 0,3°/0
(blz. 13) worden. Maar om een volkomen juist beeld van dien
druk hoe gering dan ook - te hebben, moeten wij den eerste-
oefeningstijd mede in beschouwing nemen. Nu spreekt Schr.
wel van dagelijksche oefeningen met de miliciens (blz. 14, 3),
maar hoe lang is de periode, gedurende welke „desgewenscht"
deze dagelijksche oefeningen plaats hebben Misschien 12 jaar,
de tijd, dien de man in de militie doorbrengt? Schr grondt
dit getal op het feit, dat de Inlander eerst in zijn tweede verband
een goed soldaat wordt (blz 16) en daaruit zou men kunnen
afleiden, dat de Inl. dienstplichtigen werkelijk een eerste-
oefeningstijd van 12 jaren, zij 't buiten de kazerne, met „des
gewenscht" dagelijksche oefeningen, moeten doormaken. Dan
gaat het er heel anders met den militiedruk uitzienHet wordt
dan ook duidelijk, dat Schr. de z.g. intellectueelen vrij laat,
maar waaruit moeten dan de ook door hem gewenschte inl.
verlofsofficieren en onderofficieren gerecruteerd worden? Ook
uit de gewone dessalieden? (2).
Overigens juichen wij het toe, dat Schr. mobilisatie en con
centratie door eene bepaalde dislocatie wil bespoedigen. Wel
moet de vijand in ons geval over zee komen, maar er bestaat
hier eene bedenkelijke neiging om den ons daardoor gelaten
tijd overdreven ruim te achten. Tegenvallers blijven nooit uit
en daarom mag men geen maatregel, die het proces vereen
voudigt of bespoedigt, verzuimen.
Dat Schr. de lndo-Chineezen aan den dienstplicht wenscht
te onderwerpen, heeft in beginsel onze instemming; echter dient
dan de nationaliteit dezer lieden onomstootelijk vast te staan.
De Heer Holle erkent, dat de vrijwilliger ongetwijfeld eene
grootere gevechtswaarde heeft dan een milicien en iedereen
zal het daarin met hem eens zijn. De oefeningen van de
miliciens moeten dus met de meest mogelijke zorg worden
(1) Wat zou Schr. met coöperatieve militiebankeri bedoelen?
(2) Den 6den Maart 1916 verlangde de Heer Holle in de 1. K. V. voor
de intellectueelen nog kaderplicht, waarvan hij thans teruggekomen schijnt
te zijn; hij zwijgt er tenminste over. Verg. Orgaan der 1, K. V', No. 52,
blz. g, II,
381