Tijdens de charge wordt breed-(scheef-) dan wel diep-(scheef-) gestrooid, naarmate de aanval gericht is op de mitrailleursstelling dan wel op een nevenpunt. Getracht wordt eerst de voorste linie uiteen te slaan, daarna wordt het vuur op volgende liniën overgebracht. Is de doelbreedte te groot om in zijn geheel onder vuur genomen te worden, dan wordt het centrum als doel gegeven om het afvloeien van den aanval te bevorderen. Handpaarden, ook van artillerie en mitrailleurs, worden zon der diepstrooien over de geheele doelbreedte bevuurd. Artillerie en Mitrailleurs vertoonen twee vormen, den opmarsch en de batterij (stelling). Tijdens den opmarsch worden zij al met „puntvuur" of „breed- strooien" begroet, al naar gelang opmarschrichting en op- marschvorm. In de stelling wordt alleen „puntvuur" toegepast, waarbij stuk voor stuk onder vuur genomen wordt. Frontaal worden zij niet bevuurd, indien ze van schilden voorzien zijn. Staven en patrouilles worden bestreden met „enkelvuur" of „puntvuur", al naargelang men de opstelling der mitrailleurs al dan niet geheim wil houden. Resumeerende, komen wij tot de volgende vuursoorten: Enkelvuur, Puntvuur, Breedstrooien, Scheefstooien, Diepstrooien, Breed- en diepstrooien. Opmerking verdient het, dat alle vuursoorten afgeleid zijn, uitgaande van de veronderstelling, dat de afstanden der doelen voldoende bekend zijn, dan wel bepaald kunnen worden. Is zulks niet het geval, dan zullen breed- en scheefstrooien over moeten gaan in breedstrooien gepaard met diepstrooien, terwijl de grenzen van diepstrooien verruimd moeten worden bij diepe doelen, dan wel meerdere mitrailleurs moeten het doel op gelijke wijze bevuren met meerdere, opvolgende vizie ren. Hierover onder breed- en diepstrooien meer. 404

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 18