5e Scheefstrooien langs eene helling met alle punten op ge
lijken afstand.
6e Scheefstrooien langs een doel schuins op de schootsrichting
(breed- en diep-scheefstrooien).
7e Diepstrooien.
8e Breed- en diepstrooien langs eene gebroken lijn.
9e Breed- en diepstrooien methode Hasselbach.
Natuurlijk is een dergelijk programma veel te overladen
voor een enkel schietjaar. Zij dienen dus verdeeld te worden
in groepen, tot schietklassen vereenigd.
Daar mij de benoodigde gegevens niet ten dienste staan om
een geheel oefentableau op te stellen, zal ik volstaan met een
beeld te geven, hoe ik deze klassen denk. Elke klasse bevat
15 oefeningen. Indien een schutter in een schietjaar aan 10 dezer
oefeningen voldaan heeft, gaat hij over naar de volgende
klasse. Voldoet hij aan vier of minder oefeningen, dan gaat
hij terug naar de vorige klasse, enz., geheel in den geest als
het nieuwe S. V. 1.
Klasse A.
Te beoefenen:
Enkelvuur.
Puntvuur met sledeklem vast.
Breedstrooien.
Klasse B.
Te beoefenen:
Puntvuur (zoowel sledeklem los als vast).
Scheefstrooien op doelen rechthoekig op de schootsrichting.
Diepstrooien.
Klasse C.
Te beoefenen:
Enkele oefeningen uit klasse B. met verzwaarde eischen en
voortsScheefstrooien op doelen scheef op de schootsrichting.
Breed- en diepstrooien.
421
I. T. M. 27 1918.