binnen een paar weken geen verplegingspersoneel en koks
meer hebben en de „combattanten" reeds buiten 's vijands
vuur bij hoöpen langs den weg blijven liggen en de rest zich
nog slechts met moeite voortsleept.
Maart '18.
C. L.
naschrift.
Het bovenstaande was reeds ingezonden, toen ik het laatste
Februarinummer van dit tijdschrift ontving met het daarin voor
komende artikel „Een en ander over verpleging in oorlogstijd"
van de hand van den Kapitein der Intendance J. A. Luymes.
Het was mij een voorrecht te bemerken, dat ik op eenige
punten dezelfde meening toegedaan was als de geachte schrijver.
In enkele opzichten blijf ik echter met ZWEG. van opinie ver
schillen mogelijk, omdat ik de zaak nog iets meer van mijn
standpunt als troepenofficier beschouw.
Wij zullen in den werkelijken oorlog niet van te voren kun
nen uitmaken, welke troepen buiten de hoofdwegen zullen
moeten optreden, en, waar bovendien ons rij- en spoorwegennet
weinig dicht is, is het noodzakelijk, dat al onze troepen buiten
die hoofdwegen kunnen ageeren.
Is daarvoor wijziging in de samenstelling van den trein ge
boden in de door Kolonel Schutstal van Woudenberg aange
geven richting bovendien moet beslist worden vastgehouden
aan het beginsel, dat hetgeen de man en de troepentreinen mee
voeren een voldoend krachtige voeding moet opleveren voor de
menschen en wa' gaba (c. q surrogaatbetreft dieten
De dieren zullen ter legeringsplaats en voorts bij rusten
onder den marsch moeten grazen (grassnijders krijgen we op
het oorlogsterrein vermoedelijk niet) (2). Wat de intendance
(1) Waar de tegenwoordige tieinformaties van recenten datum zijn,
vrees ik, dat een wijziging volgens de bedoeling van Kolonel S. v. W.
niet gemakkelijk gedaan te krijgen zal zijn.
(2) De dieren zullen misschien wel gauw afgewerkt zijn door onvol
doende voeding, doch een behoorlijke grasvoorziening is nu eenmaal
doorgaans onmogelijk. Er zal wel niets anders op zitten, dan die dieren
geregeld te doen aflossen uit de depots.
428