een onaangenaam disciplinair oponthoud van een paar dagen in hun burgerloopbaan kan treffen. Het is daarom niet alleen voor het Leger, maar evenzoo voor de burgermaatschappij van het grootste gewicht, dat de Alg. Order No 54 van 1887 worde gewijzigd. Mr. J. Meihuizen. Onze IDiliiaire Rechtspraak. Door omstandigheden ben ik nu pas in staat om even een klein wederantwoord te schrijven op 't stukje van J. M. in de October-aflevering van 917, hetwelk gedeeltelijk ten doel had een weerlegging van door mij geuite klachten in mijn stukje „Een Krijgsraad te Batavia" (Juli-aflevering 1917). J. M. kan zich niet voorstellen, dat 't door mij bedoelde college op zoo'n onverantwoordelijk overhaaste wijze heeft rechtgesproken. Als J. M. deze zitting en andere door mij meegemaakte zittingen had bijgewoond dan zou hij 't zich toch kunnen voorstellen. Vandaar ook, dat ik in één van de zeven zaken ('t waren geen rijwielovertredingen e. d.)'t woord „schuldig" niet uit wou spreken, omdat 't noodige bewijs mij ontbrak, doordat ik in die korte spanne tijds, na de vlugge, eentonige voorlezing van den Auditeur-Militair, de geheele zaak niet duidelijk in me had kunnen opnemen. Die „onver antwoordelijke overhaaste wijze van rechtspreken" was niet de schuld van dat college maar van de geheele inrichting van onze militaire rechtspraak. Daarom valt 't dus dubbel te betreuren, dat er niet tegelijk met de invoering van 't nieuwe wetboek van strafrecht, waarmee hier in lndië een nieuwe periode is ingeluid, een periode, waarin de rechtspraak zich beter aan zal passen aan de eischen des tijds, om de militaire rechtspraak is gedacht Het militaire gedeelte van onze wetgeving is hier wederom stiefmoederlijk behandeld, als zijnde van minder belang dan al het andere. En dat nog wel in deze tijden, waarin door 't publiek, de burger, ook in ver band met de aanstaande militie, zoo geageerd wordt, hoewel soms overdreven, doch vaak terecht, tegen t leger, tegen 't militaire. Verder schrijft J. M, dat de zwarte uniform alleen gemak kelijk schijnt te zitten bij genoegens. Bij mij niet en ik denk bij 75 °/o van mijn collega's niet. Ik ben dan ook één van de voorstanders van de afschaffing van deze voor 't Indische klimaat zoo onpractische uniform. Doch zoolang we geen andere officiëele uniform hebben, ik bedoel een uniform voor officiëele gelegenheden zullen we ons met de tegenwoordige attila moeten behelpen. 455

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 69