Ouerzichf Dan Dederlandsche (Dilitaire
Tijdschriften.
Marineblad No. 5.
In „De slagkruiser in den slag bij Jutland" wordt door den
heer Ferwerda een betoog geleverd om aan te toonen, dat,
hoewel hun karakteristieke rol in het algemeen vuurgevecht
door geen der beide slagkruisereskaders is vervuld, de zwaar
afbrekende kritiek, welke op deze schepen is neergedaald, bij
nadere beschouwing der gebeurtenissen uit genoemden s'ag
n. z. m. als voorbarig, om niet te zeggen ongegrond, moet
worden aangemerkt.
De heer de Boer vertelt een en ander van de kweekschool
voor inlandsche schepelingen te Makasser en is vol lof vooral
over de Menadoneezen, de Sangireezen en Amboneezen. De
genen, die al aan de vloot zijn afgeleverd, voldoen zeer goed
en steken sterk af bij de inlandsche schepelingen, die tot nu
toe bij de marine zijn aangenomen.
„Maar Menado wordt door de landmacht leeggehaald", zegt
schr., „en zal de marine er genoeg menschen vandaan kunnen
blijven halen, dan moet men de landmachtwerving er verbieden."
Geen halve maatregel dus; zou schr. zijn meening na bestu
deering van de organisatie en de krijgsgeschiedenis van het
N. I. Leger nog handhaven
Dan volgt een vertaald artikel „Taktiek en het gebruik van
Artillerie" van den Amerikaanschen Comm. T. T. Craven,
waarin als het ware in telegramstijl een overzicht gegeven
wordt van de principes van de tactiek ter zee, waarbij ook
het gebruik van materieel en personeel niet vergeten wordt.
Uit de „korte mededeelingen" stippen we aan, dat door den
gep. schout-bij-nacht G. L. Goedhart eene inrichting is uit
gevonden tegen het mijnengevaar. Met de inrichting wordt
bereikt, dat men met betrekkelijk geringe kosten en gering
vaartverlies een schip door het mijnengevaarlijk gebied zonder
gevaar kan doen passeeren, aangezien alle in de baan van het
463