of 20 geweren (m. i. van den commandant) naar mijne meening
het meeste aan te bevelen zijn.
Het benoodigde personeel om de compagnieën vrijwilligers
op de gewenschte grootere sterkte te berengen zal zijn te
verkrijgen door:
öf het personeel van 9 compagnieën te verdeelen over alle
overige vrijwilligerafdeelingen, terwijl de aldus opgeheven
compagnieën zouden moeten worden vervangen door militie,
waartoe eventueel inlandsche militie zou kunnen worden
bestemd
öf wel door in ieder regiment één bataljon geheel uit militie
te formeeren en de -2 overige bataljons geheel uit vrijwilligers,
waartoe één vrijwilligercompagnie over de 8 andere zal zijn
te verdeelen.
Laatstgenoemde methode zal echter wellicht hoogere uit
gaven vereischen voor verbouwing van kampementen.
Het spreekt van zelf, dat indien te eeniger tijd mocht worden
besloten om de bestaande gemengde compagnieën op te hef
fen en weer terug te keeren tot het vroegere stelsel, waarbij
de onderscheidene rassen landaardsgewijze in compagnieën
waren vereenigd hetgeen m. i. beslist noodig zal zijn in het
belang van de aanvulling van het Europeesche element in het
leger bij de omvorming der 4 vrijwilligercompanieën per batal
jon tot 3 wat meer verschikkingen noodig zullen zijn dan bij
behoud van de gemengde compagnieën. Zulks schijnt mij
echter allerminst een overwegend bezwaar. Na die omvorming
zou dan ieder bataljon moeten bestaan uit minstens één compagnie
Europeanan of Amboineezen (Menadoneezen) en overigens uit
compagnieën Javanen of Soendaneezen, enz.
Met het van het slagveld verdringen van de gesloten orde
als gevechts-vorm door de verspreide vormen en het daardoor
bezwaarlijker worden van de aanvoering, uitgaande van den
compagniescommandant, moesten vanzelf aan de onderaanvoer
ders hoogere eischen van bekwaamheid worden gesteld. De
vervolmaking der vuurwapens en. de invloed daarvan op het
gevecht hebben tot nog hoogeren opvoer van die eischen geleid.
Zulks is voor ons koloniaal leger vooral ook daarom van groote
482