beteekenis, omdat de groepscommandanten en het hoogere
onderofficierskader nagenoeg uitsluitend uit de Europeanen
moet worden gerecruteerd, en dat zal nog zeer vele jaren zoo
blijven.
Nu is de algemeene klacht, dat het Europeesch element in
het leger niet alleen kwantitatief maar ook kwalitatief achter
uitgaande is. Mogelijk dat het laatste wat overdreven is, doch
vast staat, dat, ook al heeft de afneming van het Europeesche
element alleen in kwantitatieven zin plaats, de kaderaanvulling
daardoor reeds veel bezwaarlijker wordt. Dat ons leger er in
dit opzicht na den huidigen oorlog nog ongunstiger voor zal
staan, kan met nagenoeg wiskunstige zekerheid thans reeds
worden voorspeld. Daarom is het zaak zoo spoedig mogelijk
middelen te beramen om in de behoeften te kunnen blijven
voorzien.
Het eenige afdoende middel schijnt mij de ruime toevloeiing
te verzekeren van dienstplichtigen van het Nederlandsche leger,
die zich voor 2 jaren uit en thuis bij het Indische leger doen
detacheeren.
Van een streven in die richting is echter alleen dan succès
te verwachten, wanneer men den dienstplichtigen, wier eigen
belang zou kunnen medebrengen zulk een detacheering te
wenschen, het tijdelijk verblijf bij het Indische leger aanlok
kelijk maakt. Wij zullen het, zooals het in de volkstaal heet,
„van de recommandatie" moeten hebben en die krijgen we
bijv. zeker niet door opneming van deze militairen in gemengde
compagnieën, en door een welkomstrnenu bij intrede in de
kazerne, bestaande uit „rijst met sajor en sambal".
Het verplegingsvraagstuk zal dan ook voor de Europeanen
naar geheel andere grondslagen moeten worden opgelost dan
thans het geval is.
Het boven aanbevolen middel ware te doen gepaard gaan
met den maatregel, om aan ongegradueerden slechts een en
gagement op korten termijnvan 2 of hoogstens 3 jarentoe te
staan. Na beëindiging van het verband moet dan, wanneer de
betrokkene niet geschikt wordt geacht om een graad te be-
kleeden, als regel ontslag uit het leger volgen en c.q. terugzending
naar Nederland.
483