Een en ander zal ongetwijfeld leiden tot verbetering van het
algemeen gehalte van het Europeesche element en dit zal weer
niet nalaten gunstigen invloed uit te oefenen op de aanvulling
van dat element. En hoe meer er via het leger een passenden
werkkring in de Indische burgermaatschappij verwerven niet
door middel van een practisch toch niet uitvoerbaar capitu-
lantenstelsel maar in vrije concurrentie op de arbeidsmarkt—hoe
beter het leger daarbij zal varen en hoe beter bij mobilitalie
de kaderaanvulling verzekerd zal zijn uit de aldus te vormen
reserve.
Dat men voorts steeds een open oog zal moeten hebben
voor lotsverbetering van het beroepskader overeenkomstig de
eischen des tijds, behoeft wel geen nader betoog.
Moch tot de voren aanbevolen of overeenkomstige organi
saties en reorganitaties worden besloten, dan zal de vredes-
sterkte der vrijwilligers-compagnieën aanzienlijk grooter worden.
Daardoor wordt de reeds lang gevoelde behoefte, dat de
compagnies-commandant zooveel mogelijk worde ontlast van
administratieve beslommeringen nog dringender. Hetgeen tot
nog toe is geschied om aan die behoefte te voldoen, is van
geringe beteekenis. Afdoende verbetering is alleen te verkrijgen
door de administratie op te dragen aan de kwartiermeesters
der bataljons, waartoe het hun toegevoegde personeel zal zijn
uit te breiden met de sergeant-majoors-administrateurs der
compagnieën en deze te vervangen door instructeurs van ge
lijken rang, tevens reservesectiecommandant.
K. F. E. Gerth van Wijk,
Luitenant-Kolonel van den Generaten Staf.
484